Lezersrecensie
Pijnlijk maar prachtig
Sis, afkomstig uit een harteloos gezin, is een jonge vrouw die zich afgesloten voelt van de wereld en mensen hoort en ziet die er niet zijn, aldus de achterflap. Na de eerste ontmoeting bij de zoveelste zorgverlener, Hanne, begint haar situatie echter langzaam te veranderen. Deze Hanne blijkt precies te zijn wat Sis nodig heeft (en dat geldt eigenlijk andersom ook). Kort samengevat leert Sis dat er ook vriendelijke stemmen bestaan, bijvoorbeeld in de woongroep waar ze komt te wonen, mensen bij wie ze zich thuis gaat voelen. Naast Hanne blijken de medebewoners, de begeleiders, als ook haar broer Tijn, ieder op hun eigen manier belangrijke pijlers voor een beginnend herstel bij Sis.
Vanaf de eerste pagina waar je via Sis de kennismaking/eerste sessie met Hanne meebeleeft (waar Sis haar gezicht “binnenstebuiten” heeft aangetrokken om zichzelf vooral niet bloot te geven) tot einde aan toe ("Ik veeg mijn hand af aan mijn broek, die kleine zandkorrels, broodkruimels op het rok van het universum, zwaarder is mijn lot toch eigenlijk niet") word je de binnenwereld van Sis binnengezogen. Je voelt je echt een soort toeschouwer (met de beste zitplaats overigens) in het chaotische en verwarrende brein van Sis. Via een aantal perspectiefwisselingen krijg je via de andere personages (waaronder de medebewoners, begeleiders, Tijn en natuurlijk Hanne) ook nog eens een goed beeld hoe buitenstaanders Sis zien en ervaren. Kortom, het verhaal staat als een huis.
Maar goed, dan de stilistische saus waarin dit alles is gegoten. Na haar overdonderende vorige roman “Bloedblaren” vroeg ik me af of ze dat hoge niveau vast kon houden. Welnu, een volmondig ja! De mooie stijl die ze daar gebruikt trekt ze hier fijntjes door. Ze gebruikt korte, sterke zinnen maar toch prachtig gestileerd. Het knappe is dat ze die korte zinnen vaak op een poëtische manier invult, met mooie vergelijkingen/symboliek, zonder ergens sentimenteel te worden (het gevaar van zoetsappigheid ligt op de loer bij boeken met thema's als deze maar Boekwijt omzeilt die met verve). De voorbeelden zijn talloos:
“Met haar woorden weeft ze de uren die ik bij haar zit aan elkaar tot een lappendeken van dagen die ik kapotmaak".
"Sommige verpleegkundigen zeiden dat ze zich mij herinnerden van vorige opnames. Ik herinner me mij niet."
Ondanks Sis haar pijnlijke strijd op leven en dood schemerde hier en daar wat nuchtere humor door, zoals net na een zelfmoordpoging van Sis:
"...Hanne is naast me, links van mij, ik hoor haar praten met de anderen in de kamer. Is ze meegekomen? Ik kan haar niet zien, mijn ogen werken niet meer. Zou ze nou betaald krijgen om dit bij te wonen? ..."
Buiten bovenstaand is de auteur een meester in het omschrijven van de omgeving/landschap waarin het verhaal zich afspeelt:
"... Langs haar heen biedt het raam een uitzicht op daken, de kerktoren, het kasteel, de haven. Een meeuw speelt met de thermiek. Hij hangt daar maar en loert naar mij met zijn kraaloogjes. Vogels vliegen laag. Er is zeker regen op komst. De lucht is onmiskenbaar herfstig met zijn vlekkerig blauwe en loodgrijze streken. Er zijn watten opgeplakt, een beetje uit elkaar getrokken, zoals je wolken zou tekenen: recht aan de onderkant en boven kruinerig als bomen."
Nou dan heb je mij als lezer te pakken. Nog eentje dan:
"In bed luister ik naar de geluiden van de anderen, naar de krakende trap, deuren open en dicht en water in de leidingen. De kerkklok slaat zijn uren en geeft zo de toon aan in ons kleine leven. Een auto rijdt langs het huis, het licht van de koplampen door de ramen laat gelige vierkanten over de muur glijden."
In een paar pennenstreken zet Boekwijt een verhaal neer waar je compleet in verdwijnt. Zonder alles voor te kauwen overigens. Er gaat nog een hele wereld schuil onder haar woorden. Er zijn maar weinig schrijvers die dat zo beheersen. Peter Zantingh is hier een meester in en Bernlef was dit. In een pagina of 150-200 heb je bij hen het gevoel een complete, rijke roman tot je genomen te hebben en Boekwijt bezit diezelfde gave.
Ik zit te zoeken naar een puntje van kritiek... maar kan die gewoonweg niet vinden. Dit is het beste wat de Nederlandse literatuur ons te bieden heeft. Ik leefde dit boek in het hoofd van Sis, vanaf de eerste pagina totdat ik het dichtsloeg. Pijnlijk maar prachtig.
Vanaf de eerste pagina waar je via Sis de kennismaking/eerste sessie met Hanne meebeleeft (waar Sis haar gezicht “binnenstebuiten” heeft aangetrokken om zichzelf vooral niet bloot te geven) tot einde aan toe ("Ik veeg mijn hand af aan mijn broek, die kleine zandkorrels, broodkruimels op het rok van het universum, zwaarder is mijn lot toch eigenlijk niet") word je de binnenwereld van Sis binnengezogen. Je voelt je echt een soort toeschouwer (met de beste zitplaats overigens) in het chaotische en verwarrende brein van Sis. Via een aantal perspectiefwisselingen krijg je via de andere personages (waaronder de medebewoners, begeleiders, Tijn en natuurlijk Hanne) ook nog eens een goed beeld hoe buitenstaanders Sis zien en ervaren. Kortom, het verhaal staat als een huis.
Maar goed, dan de stilistische saus waarin dit alles is gegoten. Na haar overdonderende vorige roman “Bloedblaren” vroeg ik me af of ze dat hoge niveau vast kon houden. Welnu, een volmondig ja! De mooie stijl die ze daar gebruikt trekt ze hier fijntjes door. Ze gebruikt korte, sterke zinnen maar toch prachtig gestileerd. Het knappe is dat ze die korte zinnen vaak op een poëtische manier invult, met mooie vergelijkingen/symboliek, zonder ergens sentimenteel te worden (het gevaar van zoetsappigheid ligt op de loer bij boeken met thema's als deze maar Boekwijt omzeilt die met verve). De voorbeelden zijn talloos:
“Met haar woorden weeft ze de uren die ik bij haar zit aan elkaar tot een lappendeken van dagen die ik kapotmaak".
"Sommige verpleegkundigen zeiden dat ze zich mij herinnerden van vorige opnames. Ik herinner me mij niet."
Ondanks Sis haar pijnlijke strijd op leven en dood schemerde hier en daar wat nuchtere humor door, zoals net na een zelfmoordpoging van Sis:
"...Hanne is naast me, links van mij, ik hoor haar praten met de anderen in de kamer. Is ze meegekomen? Ik kan haar niet zien, mijn ogen werken niet meer. Zou ze nou betaald krijgen om dit bij te wonen? ..."
Buiten bovenstaand is de auteur een meester in het omschrijven van de omgeving/landschap waarin het verhaal zich afspeelt:
"... Langs haar heen biedt het raam een uitzicht op daken, de kerktoren, het kasteel, de haven. Een meeuw speelt met de thermiek. Hij hangt daar maar en loert naar mij met zijn kraaloogjes. Vogels vliegen laag. Er is zeker regen op komst. De lucht is onmiskenbaar herfstig met zijn vlekkerig blauwe en loodgrijze streken. Er zijn watten opgeplakt, een beetje uit elkaar getrokken, zoals je wolken zou tekenen: recht aan de onderkant en boven kruinerig als bomen."
Nou dan heb je mij als lezer te pakken. Nog eentje dan:
"In bed luister ik naar de geluiden van de anderen, naar de krakende trap, deuren open en dicht en water in de leidingen. De kerkklok slaat zijn uren en geeft zo de toon aan in ons kleine leven. Een auto rijdt langs het huis, het licht van de koplampen door de ramen laat gelige vierkanten over de muur glijden."
In een paar pennenstreken zet Boekwijt een verhaal neer waar je compleet in verdwijnt. Zonder alles voor te kauwen overigens. Er gaat nog een hele wereld schuil onder haar woorden. Er zijn maar weinig schrijvers die dat zo beheersen. Peter Zantingh is hier een meester in en Bernlef was dit. In een pagina of 150-200 heb je bij hen het gevoel een complete, rijke roman tot je genomen te hebben en Boekwijt bezit diezelfde gave.
Ik zit te zoeken naar een puntje van kritiek... maar kan die gewoonweg niet vinden. Dit is het beste wat de Nederlandse literatuur ons te bieden heeft. Ik leefde dit boek in het hoofd van Sis, vanaf de eerste pagina totdat ik het dichtsloeg. Pijnlijk maar prachtig.
1
Reageer op deze recensie