Meer dan 6,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Met de beste bedoelingen...

02 mei 2021
Icarië - Uwe Timm

Met deze poging om te begrijpen waarom de Duitsers zo afgleden tussen 1933 en 1945 naar de ergste verschrikkingen heeft Uwe Timm een gedurfde compositie gemaakt met de elementen tijd, motief, wetenschap, macht, onderzoek en ideologie tegen de achtergrond van Stunde Null, het totaal verwoeste Duitsland na WO II. Gedurfd omdat het een vorm van zelfonderzoek is én omdat de eugeneticus dr. Ploetz de opa is van zijn vrouw.
Een Amerikaanse - maar in Duitsland geboren - officier, Michael Hansen, krijgt de opdracht om het geestelijke erfgoed van dr. Alfred Ploetz te confisqueren en een vroegere vriend van hem te interviewen. Alfred Ploetz (22 augustus, 1860 –20 maart, 1940) was een Duitse arts, bioloog en eugeneticus die de term rassenhygiëne bedacht. Gedurende drie maanden heeft Hansen gesprekken met een oude man, Karl Wagner, die Ploetz goed heeft gekend: eerst als leermeester, later als vriend tot hij met hem brak. Via hem zou hij het ontstaan van de rassenhygiëne en de erfelijkheidsexperimenten die Ploetz deed kunnen onderzoeken.

In 1840 schreef de Franse onderzoeker Étienne Cabet - na het lezen van het boek Utopia van Thomas More - het boek ‘Reis naar Icarië’ over een utopische commune die een nieuwe manier van samenleven wilde, een samenleving waarbij iedereen gelijk is, evenveel werkt en verdient en evenveel bezit, dit in tegenstelling tot hoe de maatschappij toen (ook al) was: een klein gedeelte kan luxe en riant leven, terwijl het grootste deel bijna niets heeft en zich onderdanig in het zweet moet werken om de luxe van die minderheid te borgen. De aanhangers van Cabet waren de eersten die zichzelf ‘communist’ noemden. Het boek werd in het Duits vertaald en door Ploetz op 19-jarige leeftijd gelezen. Hij was zó enthousiast dat hij in een café in Breslau een pakkende toespraak over het boek hield, met onder de toehoorders onze heer Wagner. Ook hij was voor gelijkwaardigheid in een nieuwe maatschappij en ging in 1884 met Ploetz naar Amerika (De Nieuwe Wereld!) om de communes van Cabet en Owen te bezoeken - of dat wat er van over was.

Maar er bleven toch verschillen tussen mensen zoals op het gebied van gezondheid en aanleg. Ook al studeert iemand jaren een vreemde taal, dan kan het nog zijn dat deze persoon zich er hakkelend en stotterend een weg door moet banen, terwijl een ander de taal na drie maanden vloeiend spreekt.
Genetische ziekten ontstaan door een gemuteerd gen die je van een van je ouders hebt geërfd, je wordt ziek - hoe gezond je ook leeft - en je kinderen later ook. Maar hoe kun je erfelijkheidsziekten voorkomen en zorgen dat het IQ van mensen gelijkwaardig wordt? Juist, hier biedt de eugenetica wellicht de oplossing. En wie zal er op tegen zijn om de genetische samenstelling van een populatie te verbeteren? Wie is er op tegen dat geesteszieken, zwakzinnigen, epileptici, blinden, misvormden, hun gebreken niet kunnen doorgeven zodat de kwaliteit van de volgende generaties verbetert? Om die kwaliteit te garanderen, moesten naties zich hiertegen beschermen door krankzinnigen te steriliseren of in extreme gevallen zelfs te doden, wat in de V.S., Zweden en Frankrijk de eerste decennia van de 20e eeuw gebeurde en werd geaccepteerd. Hierbij baseerde men zich, zonder wetenschappelijk fundament, op het Darwinisme. (Darwin leefde van 1809 tot 1882.)

De opkomst van het nazisme en de Führer - die meneer Schicklgruber*, schrijft Timm – bracht Alfred Ploetz, die in 1930 partijlid werd, vanuit de coulissen in het hoofdlicht samen met andere eugenetici. Nu werden idioten, kreupelen en misvormden niet gesteriliseerd maar vergast, de nazi’s wilden gezonde, sterke mensen: de Übermensch werd geboren. De nazi’s hadden de tijdgeest mee en konden nu eindelijk definitief afrekenen met een heel ras: de - in de ogen van velen - inferieure Joden. Ploetz werd professor gemaakt en voorgedragen voor de nobelprijs voor de vrede door Hitler. Voor Wagner een goede reden om de vriendschap te beëindigen en onder te duiken in de kelder van een antiquariaat om daar de verboden schrijvers te ordenen. In 1945 kan hij, bevrijdt, definitief uit zijn kelder komen, rouwig dat zijn vroegere vriend deze ondergang niet hoefde mee te maken.

*ADOLF HITLER zijn achternaam.
De vader van Adolf Hitler was een onwettig kind van Maria Anna Schicklgruber geboren op 7 juni 1839 en kreeg de naam Alois en heette – omdat de vader onbekend was – dus Alois Schicklgruber. Toen haar zoontje Alois vijf jaar oud was, trouwde Maria Anna Schicklgruber met de rondtrekkende molenaarsgezel Johann Georg Hiedler.
Alois groeide na dit huwelijk op in het gezin van Johann Nepomuk Hiedler, de broer van zijn moeders nieuwe man. (Was die zijn échte vader?)
In 1876, Alois was toen al 39 jaar oud, wilde hij zijn achternaam veranderen. Zijn moeder was al 29 jaar dood en haar man Georg was al 19 jaar eerder overleden. Zij konden dus niet getuigen bij een officiële naamsverandering. Toch vervoegden op 6 juni Alois en ‘stiefvader’ Nepomuk zich in het kleine Oostenrijkse plaatsje Weitra bij een notaris, waar ze lieten vastleggen dat Alois de zoon was van de al overleden Georg Hiedler. Een dag later gingen ze met hetzelfde doel naar de pastoor van Döllersheim. Van de officiële naamsveranderingen zijn de papieren bewaard gebleven. De achternaam van de broers, Hiedler, werd door de notaris als ‘Hitler’ gespeld en de priester van Döllersheim verving het woord ‘buitenechtelijk’ door ‘echtelijk’, streepte de naam Schicklgruber door en vulde op de lege plek in het doopregister als vader ‘Georg Hitler’ in. (Waarom niet Nepomuk Hiedler?)

De naamsverandering moet te maken hebben gehad met een erfenis. Het lijkt er op dat Nepomuk zijn nalatenschap wilde reserveren voor de man die hij had opgevoed. De weduwnaar Nepomuk had namelijk drie dochters en geen mannelijke nazaat. Alhoewel er geen documenten bekend zijn waaruit blijkt hoe de nalatenschap van Nepomuk precies was geregeld, is er wel een aanwijzing dat Alois het meest profiteerde van de erfenis. Hij kocht vlak na de dood van Nepomuk in 1888 een boerderij in Wörnharts bij Spital, terwijl hij daar in de periode daarvoor helemaal geen geld voor had. De andere kinderen zouden niets uit de nalatenschap van Nepomuk Hiedler hebben gekregen.

Alois Hitler kreeg met zijn derde vrouw, Klara Pölzl (zijn achternicht), zes kinderen waarvan de vierde de naam Adolf kreeg (20 april 1889).
De bewering dat het succes van Hitler mede aan zijn achternaam is te danken zou best een grond van waarheid kunnen hebben. Heil Schicklgruber! scanderen klinkt niet lekker vergeleken met het allitererende en goed bekkende Heil Hitler!

Reageer op deze recensie

Meer recensies van