Lezersrecensie
Realistisch, spannend, schrijnend en twee levens
Van tijd tot tijd tref je een verhaal dat je gelijk grijpt. Een realistisch boek dat je door laat lezen als één groot avontuur en na-ebt als het dichtgaat. Een verhaal waarvan je de schrijnende beelden kunt zien onder viaducten en langs Parijse snelwegen. Migranten die door mooipraterij van mensensmokkelaars er terechtkwamen en noodgedwongen in krotjes van zeil en karton verblijven, de Zône met eigen regels en onzichtbare grenzen.
Ciprian, de zoon van de berentemmer, reist met ouders, broer en zus verstopt in een vrachtwagen voor veel geld naar Frankrijk vanuit het oosten van Europa. Geld dat als een oplopende lening moet worden afbetaald. Niet realistisch is als je geen echt betaald werk hebt. Oma en de beer Gaman zijn achtergebleven in Tâmâsciu *). Het gezin wordt gedropt in een illegaal tentenkamp met mensonterende omstandigheden en waar handlangers als Karoly de dienst uitmaken. Er moet worden gewerkt en afgedragen, anders volgt afranseling. Bedelen en ‘lenen’ zijn de mogelijkheden: ‘Ze snapten niet dat het gewoon ons werk was. Zij aten goed, allemaal.’ Angst, bedreiging, honger en kou zijn bekende begrippen voor deze Ursari in het Niemandsland.
Een kantelpunt ontstaat als verteller Ciprian de Eiffeltoren ziet. Het ‘werk’ daar levert meer op dan in de metro’s. Hij wordt een ‘toeristen-leenman’ waardoor hij park Luxembourg ontdekt. Er fascineert hem een spel. Hij volgt de pionnen, leert zetten, zelfs complete partijen schaak uit zijn hoofd. Een kier in een omheining is hiervoor voldoende. Hij beseft terdege dat zijn uiterlijk opvalt. Het vervolg lijkt bijna, bijna, een sprookje als hij wordt ontdekt en gezien wordt als mens en niet als uitschot, de kansarme Romajongen.
De talentvolle Ciprian leeft sinds die ontmoeting in twee werelden. ‘Ik droom niet, ik herinner.. Verder zei ik niets. Dat hoorde bij mijn andere leven.’ Sociale en cultuurverschillen worden nog duidelijker. School bij Louise Grijsoog, hij leest al snel de verhalen van Stinkhond en Plattekat. Hij neemt het woordenboek letter voor letter tot zich. Schaakles wordt gegeven door Gossé IJzerdraad: ‘Observeren, reflecteren, nadenken, vooruitzien’ Mevrouw Walvis en voormalig prefect meneer Enorm nemen de leiding. Toernooien volgen.
In de banlieue wordt het verblijven steeds tragischer. De twee werelden geven verschillende uitleg aan het woord ‘toernooi’. ‘Ik dacht aan daddu, met zijn blote lijf in de sneeuw van Tâmâsciu *), met zijn spierballen. En zijn tatoeages. (..) met zijn blote vuisten opneemt tegen een beer….’ Er gebeurt veel waardoor deze illegale Franse inwoners elkaar dreigen te verliezen. Wat is hun ‘fatum’?
‘Ik ben twee Ciprians, dat heb ik je al gezegd. Eén is van hier, en één is van daar.’
Een opvallend krachtig omslag, een goed lezende vertaling door Leny van Grootel en onderwerpen die beklijven met een aantal rauwe gebeurtenissen maken dit ‘Le fils de l’Ursari’ tot een zeer graag met vaart geschreven en gelezen boek. Een spannend en triest avontuur waarin enkele gebeurtenissen voor volwassenen exact in elkaar lijken te passen naast het wensvervullend einde, maar het geheel is passend bij de doelgroep. Zelf lezen vanaf ong. 13 jaar, voorlezen is vanzelfsprekend eerder mogelijk met uitleg over gebruikte taal en feiten rondom realiteit en thematiek. Een volgend vertaald jeugdboek van Xavier-Laurent Petit is van harte welkom.
*) de accenten op de a's van Tamasciu horen omgedraaid te staan
Ciprian, de zoon van de berentemmer, reist met ouders, broer en zus verstopt in een vrachtwagen voor veel geld naar Frankrijk vanuit het oosten van Europa. Geld dat als een oplopende lening moet worden afbetaald. Niet realistisch is als je geen echt betaald werk hebt. Oma en de beer Gaman zijn achtergebleven in Tâmâsciu *). Het gezin wordt gedropt in een illegaal tentenkamp met mensonterende omstandigheden en waar handlangers als Karoly de dienst uitmaken. Er moet worden gewerkt en afgedragen, anders volgt afranseling. Bedelen en ‘lenen’ zijn de mogelijkheden: ‘Ze snapten niet dat het gewoon ons werk was. Zij aten goed, allemaal.’ Angst, bedreiging, honger en kou zijn bekende begrippen voor deze Ursari in het Niemandsland.
Een kantelpunt ontstaat als verteller Ciprian de Eiffeltoren ziet. Het ‘werk’ daar levert meer op dan in de metro’s. Hij wordt een ‘toeristen-leenman’ waardoor hij park Luxembourg ontdekt. Er fascineert hem een spel. Hij volgt de pionnen, leert zetten, zelfs complete partijen schaak uit zijn hoofd. Een kier in een omheining is hiervoor voldoende. Hij beseft terdege dat zijn uiterlijk opvalt. Het vervolg lijkt bijna, bijna, een sprookje als hij wordt ontdekt en gezien wordt als mens en niet als uitschot, de kansarme Romajongen.
De talentvolle Ciprian leeft sinds die ontmoeting in twee werelden. ‘Ik droom niet, ik herinner.. Verder zei ik niets. Dat hoorde bij mijn andere leven.’ Sociale en cultuurverschillen worden nog duidelijker. School bij Louise Grijsoog, hij leest al snel de verhalen van Stinkhond en Plattekat. Hij neemt het woordenboek letter voor letter tot zich. Schaakles wordt gegeven door Gossé IJzerdraad: ‘Observeren, reflecteren, nadenken, vooruitzien’ Mevrouw Walvis en voormalig prefect meneer Enorm nemen de leiding. Toernooien volgen.
In de banlieue wordt het verblijven steeds tragischer. De twee werelden geven verschillende uitleg aan het woord ‘toernooi’. ‘Ik dacht aan daddu, met zijn blote lijf in de sneeuw van Tâmâsciu *), met zijn spierballen. En zijn tatoeages. (..) met zijn blote vuisten opneemt tegen een beer….’ Er gebeurt veel waardoor deze illegale Franse inwoners elkaar dreigen te verliezen. Wat is hun ‘fatum’?
‘Ik ben twee Ciprians, dat heb ik je al gezegd. Eén is van hier, en één is van daar.’
Een opvallend krachtig omslag, een goed lezende vertaling door Leny van Grootel en onderwerpen die beklijven met een aantal rauwe gebeurtenissen maken dit ‘Le fils de l’Ursari’ tot een zeer graag met vaart geschreven en gelezen boek. Een spannend en triest avontuur waarin enkele gebeurtenissen voor volwassenen exact in elkaar lijken te passen naast het wensvervullend einde, maar het geheel is passend bij de doelgroep. Zelf lezen vanaf ong. 13 jaar, voorlezen is vanzelfsprekend eerder mogelijk met uitleg over gebruikte taal en feiten rondom realiteit en thematiek. Een volgend vertaald jeugdboek van Xavier-Laurent Petit is van harte welkom.
*) de accenten op de a's van Tamasciu horen omgedraaid te staan
2
Reageer op deze recensie