Lezersrecensie
het Midden-Oosten conflict uitgelegd in romanvorm
In ‘Schiet maar, ik ben toch al dood’, maken we de geschiedenis van het gebied dat we nu Israel noemen mee door het lief en leed te volgen van twee families: de Palestijnse familie Ziad, en een gezelschap samengesteld uit Joodse vluchtelingen uit heel Europa, van wie Samuel Zucker als eerste voet zet in het beloofde land en naast de Ziads gaat wonen.
Zucker vlucht aan het eind van de 19e eeuw voor de Russische tsaar vanuit St. Petersburg en komt na een lange reis aan land in Jaffa, waar hij vrijwel direct vriendschap sluit met Ahmed Ziad. De Ziads helpen Zucker met het bewerken van het gezamelijke stuk land vlakbij Jeruzalem, waar geleidelijk aan ‘De tuin van de hoop’ ontstaat: een plaats waar meerdere Joodse vluchtelingen een thuis vinden. De bewoners van ‘De tuin van de hoop’ sluiten vriendschap met de Ziads, maar wanneer de Joodse Marinna en de Palestijnse Mohammed verliefd worden, worden de eerste fundamentele verschillen zichtbaar.
Tegen de achtergrond van Eerste en Tweede Wereldoorlog, de komst van de Britten in Palestina en bijbehorende politieke ontwikkelingen in het Midden-Oosten, komen de vriendschapsbanden tussen de Ziads en de bewoners van ‘De tuin van de hoop’ steeds meer onder druk te staan. Navarro laat zien hoe politieke ontwikkelingen en toenemende migratie vanuit Europa verhoudingen op scherp zetten en de aanzet zijn tot steeds meer geweld dat voortduurt tot op de dag van vandaag.
Julia Navarro is een Spaanse journaliste die in de jaren ’80 verslag heeft gedaan van de transitie van dat land naar een moderne democratie. Haar schrijfstijl is journalistiek: de historische, feitelijke ontwikkelingen volgens elkaar in rap tempo op en we zien de raderen van de geschiedenis van Rusland, Frankrijk, Spanje, Groot-Brittannië en Israël bijna letterlijk in elkaar grijpen. ‘Schiet maar, ik ben toch al dood’ beslaat zo’n 100 jaar van onze geschiedenis, en het is knap hoe goed Navarro het ontstaan van het conflict in het Midden-Oosten navolgbaar weet te maken.
De journalistieke stijl van Navarro schept een bepaalde afstand tot de personages die op enkele punten teniet wordt gedaan door de nauwkeurigheid van de historische beschrijvingen. De verhalen van een holocaustoverlevende zijn zo gedetailleerd en gruwelijk dat de lezer door emotie wordt overmand, terwijl Navarro eigenlijk weinig emotie beschrijft. Misschien is dat juist de kracht van deze roman: de strijd tussen Joden en Palestijnen is al met zoveel emotie omgeven dat dit de enige manier is om de geschiedenis voor een buitenstaander begrijpelijk te maken.
Zucker vlucht aan het eind van de 19e eeuw voor de Russische tsaar vanuit St. Petersburg en komt na een lange reis aan land in Jaffa, waar hij vrijwel direct vriendschap sluit met Ahmed Ziad. De Ziads helpen Zucker met het bewerken van het gezamelijke stuk land vlakbij Jeruzalem, waar geleidelijk aan ‘De tuin van de hoop’ ontstaat: een plaats waar meerdere Joodse vluchtelingen een thuis vinden. De bewoners van ‘De tuin van de hoop’ sluiten vriendschap met de Ziads, maar wanneer de Joodse Marinna en de Palestijnse Mohammed verliefd worden, worden de eerste fundamentele verschillen zichtbaar.
Tegen de achtergrond van Eerste en Tweede Wereldoorlog, de komst van de Britten in Palestina en bijbehorende politieke ontwikkelingen in het Midden-Oosten, komen de vriendschapsbanden tussen de Ziads en de bewoners van ‘De tuin van de hoop’ steeds meer onder druk te staan. Navarro laat zien hoe politieke ontwikkelingen en toenemende migratie vanuit Europa verhoudingen op scherp zetten en de aanzet zijn tot steeds meer geweld dat voortduurt tot op de dag van vandaag.
Julia Navarro is een Spaanse journaliste die in de jaren ’80 verslag heeft gedaan van de transitie van dat land naar een moderne democratie. Haar schrijfstijl is journalistiek: de historische, feitelijke ontwikkelingen volgens elkaar in rap tempo op en we zien de raderen van de geschiedenis van Rusland, Frankrijk, Spanje, Groot-Brittannië en Israël bijna letterlijk in elkaar grijpen. ‘Schiet maar, ik ben toch al dood’ beslaat zo’n 100 jaar van onze geschiedenis, en het is knap hoe goed Navarro het ontstaan van het conflict in het Midden-Oosten navolgbaar weet te maken.
De journalistieke stijl van Navarro schept een bepaalde afstand tot de personages die op enkele punten teniet wordt gedaan door de nauwkeurigheid van de historische beschrijvingen. De verhalen van een holocaustoverlevende zijn zo gedetailleerd en gruwelijk dat de lezer door emotie wordt overmand, terwijl Navarro eigenlijk weinig emotie beschrijft. Misschien is dat juist de kracht van deze roman: de strijd tussen Joden en Palestijnen is al met zoveel emotie omgeven dat dit de enige manier is om de geschiedenis voor een buitenstaander begrijpelijk te maken.
1
Reageer op deze recensie