Lezersrecensie
Werkelijk onweerstaanbaar
Een roman recenseren is niet zo moeilijk. Goed lezen, stevig nadenken en de conclusie prettig leesbaar opschrijven, dat is het. Een verhalenbundel beoordelen is lastiger, want zit er een rode draad in al die verhalen, of hoeft dat niet? Verpest één slecht verhaal het hele boek, of is daar meer voor nodig? En andersom, mag één schier perfect verhaal al leiden tot een juichrecensie? Mijn gepeins hierover begon zorgwekkend te worden na het zien van de vuistdikke hardcover Een winter vol verhalen die uitgeverij Balans uitbracht om ‘ons ingesneeuwden’ de winter door te helpen. Maar liefst vijftig schrijvers stuurden desgevraagd nieuwe overpeinzingen, oude anekdotes, troostrijke gedichten en bijna vergeten dagboekfragmenten in. Een rode draad was niet vereist. Dus niemand hoefde gehaast te broddelen. Maar mijn god, mijn hemel, of wie en waar dan ook, hoe beoordeel je zo’n boek?!
De zorgen ebden snel weg. De kracht van de ‘onweerstaanbare literaire toverdoos’ die Een winter vol verhalen volgens de uitgeverij is, ligt juist in de variatie aan auteurs. De columnist, de dichter, de acteur, de hoogleraar, de regisseur en de schrijver van zowel internationale bestsellers als het eenmalige kinderboeksucces zijn gevraagd naar een tekstueel pareltje. Zo kon Tommy Wieringa (opnieuw, want eerder gepubliceerd in 2006) zijn verhaal kwijt over de bijzondere plek van het graf van de zachtmoedige arbeider Adilson Massimo, ‘die zoveel van Kerstmis hield’. Atte Jongstra trekt in De broer van Sherlock Holmes een vergelijking tussen dichter-wetenschapper Leo Vroman (aan wiens biografie hij momenteel werkt) en broer Jaap. Jeroen Brouwers weet in Heimwee de pijn naar het verlangen om elders te zijn raak te beschrijven door nieuwe gedachten over een oud schoolschriftje: ‘Ik sprak mezelf moed in met de illusie dat er troost moest zijn, ergens, ooit, in een of andere vorm, en dat het leven mogelijkerwijs bestaat uit onverpoosd en onvermoeibaar zoeken daarnaar.’
Matige verhalen zijn er ook. Peter Buwalda’s Engelenhaar, ‘een bijzonder en spannend kerstverhaal’, is geen van beide. En Een paar dagen uit mijn dagboek 1971 had best in het privé-archief van Cees Noteboom mogen blijven zitten. Ik merkte af en toe dat de schrijver zijn vertelling wilde verrijken door het middels kleine zijpaden uit te rekken. Terwijl een goed kort verhaal juist veel vertelt in weinig woorden. Neem Boterham met sla van Thomas Verbogt over een sympathieke scheiding (die desondanks nog een paar maanden verborgen moet blijven): ‘Ze zei dat we nooit bang voor de waarheid waren geweest. Ik wist niet of dat waar was, maar vond het goed gezegd.’ Of Wanda Riesels aangebrandeliefdesgeschiedenis, de spannende Maarten Asscher, de ontroerende (en mij volledig onbekende) Mathilde Waye en de immer onweerstaanbare ’t Hart, Van Dis, Grunberg… De rijkdom van Een winter vol verhalen breekt elk kil gepeins. Nog even en het leven ontluikt.
(Deze recensie verscheen eerder op www.kortverhaal.info)
De zorgen ebden snel weg. De kracht van de ‘onweerstaanbare literaire toverdoos’ die Een winter vol verhalen volgens de uitgeverij is, ligt juist in de variatie aan auteurs. De columnist, de dichter, de acteur, de hoogleraar, de regisseur en de schrijver van zowel internationale bestsellers als het eenmalige kinderboeksucces zijn gevraagd naar een tekstueel pareltje. Zo kon Tommy Wieringa (opnieuw, want eerder gepubliceerd in 2006) zijn verhaal kwijt over de bijzondere plek van het graf van de zachtmoedige arbeider Adilson Massimo, ‘die zoveel van Kerstmis hield’. Atte Jongstra trekt in De broer van Sherlock Holmes een vergelijking tussen dichter-wetenschapper Leo Vroman (aan wiens biografie hij momenteel werkt) en broer Jaap. Jeroen Brouwers weet in Heimwee de pijn naar het verlangen om elders te zijn raak te beschrijven door nieuwe gedachten over een oud schoolschriftje: ‘Ik sprak mezelf moed in met de illusie dat er troost moest zijn, ergens, ooit, in een of andere vorm, en dat het leven mogelijkerwijs bestaat uit onverpoosd en onvermoeibaar zoeken daarnaar.’
Matige verhalen zijn er ook. Peter Buwalda’s Engelenhaar, ‘een bijzonder en spannend kerstverhaal’, is geen van beide. En Een paar dagen uit mijn dagboek 1971 had best in het privé-archief van Cees Noteboom mogen blijven zitten. Ik merkte af en toe dat de schrijver zijn vertelling wilde verrijken door het middels kleine zijpaden uit te rekken. Terwijl een goed kort verhaal juist veel vertelt in weinig woorden. Neem Boterham met sla van Thomas Verbogt over een sympathieke scheiding (die desondanks nog een paar maanden verborgen moet blijven): ‘Ze zei dat we nooit bang voor de waarheid waren geweest. Ik wist niet of dat waar was, maar vond het goed gezegd.’ Of Wanda Riesels aangebrandeliefdesgeschiedenis, de spannende Maarten Asscher, de ontroerende (en mij volledig onbekende) Mathilde Waye en de immer onweerstaanbare ’t Hart, Van Dis, Grunberg… De rijkdom van Een winter vol verhalen breekt elk kil gepeins. Nog even en het leven ontluikt.
(Deze recensie verscheen eerder op www.kortverhaal.info)
1
Reageer op deze recensie