Hebban recensie
Fleming op zijn bijna allerbest
De kritieken op het eerste James Bond-boek Casino Royale waren niet bijzonder positief. De verkoop viel tegen: 8.000 exemplaren in Engeland, de helft in Amerika. Eigenlijk oogstte Fleming alleen lof van een aantal vrienden. Maar het schrijfplezier won van zijn verstand. En gelukkig maar, want Live and Let Die is een van de beste vroege Bond-boeken geworden. Mede dankzij Jacques Cousteau.
Fleming toont zijn liefde voor de Caribische natuur in meerdere Bond-boeken. Dat is niet verwonderlijk, want hij schreef de verhalen in zijn Jamaicaanse buitenverblijf Goldeneye. Zijn kennis van het rijke leven onder water vergaarde hij door zijn vriendschap met zeespeurder Jacques Cousteau, over wie hij tijdens zijn journalistieke leven meerdere artikelen schreef. Bovendien gaf hij hem het idee voor een tweede Bond-roman; Fleming was enorm gefascineerd door Cousteaus berging van een Romeinse galei in de Middellandse zee.
In Live and Let Die neemt Bond het op tegen de intelligente, zwarte misdadiger Mr. Big, die dankzij de mysterieuze krachten van de voodoo enorm machtig is geworden in Noord- en Midden-Amerika. Zijn macht lijkt het gevolg van zijn rijkdom. Op vindingrijke wijze smokkelt Mr. Big eeuwenoude goudstukken vanuit de Caribische Zee naar zijn eigen portemonnee. Het is aan Bond om hier een stokje voor te steken. Maar de dood zit hem op de hielen. Net als Solitaire, de (boven)zinnelijke vriendin van De Grote Meneer.
Het lijkt flauw om Mr. Big te vertalen in De Grote Meneer. Maar het zorgt voor een noodzakelijk bruggetje naar de matige vertaling en tekstuele verzorging van deze Bruna-herdruk. Ook ruim 25 jaar geleden was het, voor zover ik weet, niet nodig om plaatsnamen letterlijk te vertalen. Bij een oude zeerover hoort de naam Bloody Morgan - en dus niet Morgan de Bloedige - en Mejuffrouw Grijpstuiver moet gewoon Miss Moneypenny worden genoemd. Fleming verdient een nieuwe, eigentijdse vertaling.
Live and Let Die is Fleming op zijn bijna allerbest. Er is meer ruimte voor die fijne onderkoelde humor van Bond. De scherpe kantjes van de Bond uit Casino Royale zijn er af, wat hem een flink stuk menselijker maakt (sterker nog, Bond barst bijna in huilen uit als hij hoort dat zijn Amerikaanse vriend Felix Leiter zwaargewond in het ziekenhuis ligt). Flemings levendige en gedetailleerde beschrijvingen van de omgeving boven én onder water, maar ook - en misschien wel vooral - van Bonds maaltijden, maken van het boek een uiterst verteerbare leeservaring. Slechts het zoetsappige einde zorgt voor een kleine oprisping.
Live and Let Die werd in 1973 verfilmd. Het werd de eerste film met Roger Moore als James Bond. Om onbegrijpelijke redenen bleef er van Flemings sterke verhaal weinig over. Het werd een van de minder goede Bond-films.
Fleming toont zijn liefde voor de Caribische natuur in meerdere Bond-boeken. Dat is niet verwonderlijk, want hij schreef de verhalen in zijn Jamaicaanse buitenverblijf Goldeneye. Zijn kennis van het rijke leven onder water vergaarde hij door zijn vriendschap met zeespeurder Jacques Cousteau, over wie hij tijdens zijn journalistieke leven meerdere artikelen schreef. Bovendien gaf hij hem het idee voor een tweede Bond-roman; Fleming was enorm gefascineerd door Cousteaus berging van een Romeinse galei in de Middellandse zee.
In Live and Let Die neemt Bond het op tegen de intelligente, zwarte misdadiger Mr. Big, die dankzij de mysterieuze krachten van de voodoo enorm machtig is geworden in Noord- en Midden-Amerika. Zijn macht lijkt het gevolg van zijn rijkdom. Op vindingrijke wijze smokkelt Mr. Big eeuwenoude goudstukken vanuit de Caribische Zee naar zijn eigen portemonnee. Het is aan Bond om hier een stokje voor te steken. Maar de dood zit hem op de hielen. Net als Solitaire, de (boven)zinnelijke vriendin van De Grote Meneer.
Het lijkt flauw om Mr. Big te vertalen in De Grote Meneer. Maar het zorgt voor een noodzakelijk bruggetje naar de matige vertaling en tekstuele verzorging van deze Bruna-herdruk. Ook ruim 25 jaar geleden was het, voor zover ik weet, niet nodig om plaatsnamen letterlijk te vertalen. Bij een oude zeerover hoort de naam Bloody Morgan - en dus niet Morgan de Bloedige - en Mejuffrouw Grijpstuiver moet gewoon Miss Moneypenny worden genoemd. Fleming verdient een nieuwe, eigentijdse vertaling.
Live and Let Die is Fleming op zijn bijna allerbest. Er is meer ruimte voor die fijne onderkoelde humor van Bond. De scherpe kantjes van de Bond uit Casino Royale zijn er af, wat hem een flink stuk menselijker maakt (sterker nog, Bond barst bijna in huilen uit als hij hoort dat zijn Amerikaanse vriend Felix Leiter zwaargewond in het ziekenhuis ligt). Flemings levendige en gedetailleerde beschrijvingen van de omgeving boven én onder water, maar ook - en misschien wel vooral - van Bonds maaltijden, maken van het boek een uiterst verteerbare leeservaring. Slechts het zoetsappige einde zorgt voor een kleine oprisping.
Live and Let Die werd in 1973 verfilmd. Het werd de eerste film met Roger Moore als James Bond. Om onbegrijpelijke redenen bleef er van Flemings sterke verhaal weinig over. Het werd een van de minder goede Bond-films.
1
Reageer op deze recensie