Lezersrecensie
Een droomdebuut in de meest letterlijke zin
Lizzy is lelijk. “Platvoeten, kromme knieën, knoestige dijen, een verzakte onderbuik, bonkige, afgeplatte heupen en borsten als uiers.” Ze woont in een achterstandswijk die al vroeg in de middag ruikt naar frituurvet. “In deze wijk blaffen de honden als een onregelmatige hartslag en scheuren motoren door de straat als een langgerekte schreeuw.” Als ze walgend van haar naakte lichaam de spiegel kapotslaat in haar vochtige, tochtige woning, reflecteert één stukje scherf haar prachtig roze, perfect gevormde vulva. Ze kan haar ogen er niet vanaf houden. Lizzy is blij met “haar geheim, veilig geborgen in het katoen van haar slip.” De glimlach die ze hierdoor niet meer van haar gezicht krijgt, doet wonderen.
Wonderlijk, dat zijn alle elf verhalen in het debuut ‘Wanneer de herten komen’ van Joke van Vliet (52). Er is altijd een gemis – een man mist de rust, een vrouw mist haar zoon, een zoon mist zijn vader, een visser mist een stille vrouw “met een schutkleur als een platvis op de bodem” – waar de hoofdpersoon sereen in lijkt te berusten. Maar dan gebeurt er iets waardoor de lezer in lichte verwarring raakt. De rustzoekende man staat plots oog in oog met een hert dat verdacht veel lijkt op zowel zijn moeder als zijn ex-vrouw. Nadat het beest is gevlucht, moet hij erachteraan. De vrouw zonder zoon besluit de slaapkamer van het overleden kind te vullen met zwart zand, en krijgt daarbij hulp van het eigenaardige buurjongetje. De zoon krijgt een nieuwe vader, die het lelieblanke vel van het zevenjarige kind pijnlijk bewerkt tot een levende tatoeagecatalogus. En dan die visser, naast wie op een dag een vrouw plaatsneemt. Ze is waar hij is, doet wat hij doet en hij mag bij de gevangen vis naar believen zijn harpoen naar binnen spietsen. Zowaar een droomvrouw.
De droomvrouw blijkt uiteindelijk niet genoeg voor de visser. De ongelukkige zoon daarentegen vindt troost bij een matroos “die het minuscule zwarte sterretje onder zijn hiel kust.” De eigenaardige buurjongen verdwijnt samen met de laatste schep zwart zand, terwijl de rusteloze man zijn problemen bespreekt met de hinde die op veilige afstand een gewillig oor biedt.
Joke van Vliet weet de lezer langs deze verwondering en verwarring te loodsen door de verhalen op te schrijven alsof ze daadwerkelijk zijn gebeurd, alsof de gebeurtenissen de normaalste zaken ter wereld zijn. Zonder verzachting, zonder oordeel, zonder iets te verhullen en zonder op enig moment vaart te minderen.
Dit alles maakt ‘Wanneer de herten komen’ tot een geweldig fijne bundel bijzondere verhalen, een droomdebuut in de meest letterlijke zin, die desalniettemin noopt tot een waarschuwing: doseer het lezen van dit boek zorgvuldig. Maximaal één verhaal per dag. Tenzij je alle grip op je omgeving wilt verliezen. “Het kan niet anders, denkt hij. Om echt rust te vinden en alleen te zijn, moet ik de wereld buitensluiten.”
(Deze recensie verscheen eerder op www.kortverhaal.info)
Wonderlijk, dat zijn alle elf verhalen in het debuut ‘Wanneer de herten komen’ van Joke van Vliet (52). Er is altijd een gemis – een man mist de rust, een vrouw mist haar zoon, een zoon mist zijn vader, een visser mist een stille vrouw “met een schutkleur als een platvis op de bodem” – waar de hoofdpersoon sereen in lijkt te berusten. Maar dan gebeurt er iets waardoor de lezer in lichte verwarring raakt. De rustzoekende man staat plots oog in oog met een hert dat verdacht veel lijkt op zowel zijn moeder als zijn ex-vrouw. Nadat het beest is gevlucht, moet hij erachteraan. De vrouw zonder zoon besluit de slaapkamer van het overleden kind te vullen met zwart zand, en krijgt daarbij hulp van het eigenaardige buurjongetje. De zoon krijgt een nieuwe vader, die het lelieblanke vel van het zevenjarige kind pijnlijk bewerkt tot een levende tatoeagecatalogus. En dan die visser, naast wie op een dag een vrouw plaatsneemt. Ze is waar hij is, doet wat hij doet en hij mag bij de gevangen vis naar believen zijn harpoen naar binnen spietsen. Zowaar een droomvrouw.
De droomvrouw blijkt uiteindelijk niet genoeg voor de visser. De ongelukkige zoon daarentegen vindt troost bij een matroos “die het minuscule zwarte sterretje onder zijn hiel kust.” De eigenaardige buurjongen verdwijnt samen met de laatste schep zwart zand, terwijl de rusteloze man zijn problemen bespreekt met de hinde die op veilige afstand een gewillig oor biedt.
Joke van Vliet weet de lezer langs deze verwondering en verwarring te loodsen door de verhalen op te schrijven alsof ze daadwerkelijk zijn gebeurd, alsof de gebeurtenissen de normaalste zaken ter wereld zijn. Zonder verzachting, zonder oordeel, zonder iets te verhullen en zonder op enig moment vaart te minderen.
Dit alles maakt ‘Wanneer de herten komen’ tot een geweldig fijne bundel bijzondere verhalen, een droomdebuut in de meest letterlijke zin, die desalniettemin noopt tot een waarschuwing: doseer het lezen van dit boek zorgvuldig. Maximaal één verhaal per dag. Tenzij je alle grip op je omgeving wilt verliezen. “Het kan niet anders, denkt hij. Om echt rust te vinden en alleen te zijn, moet ik de wereld buitensluiten.”
(Deze recensie verscheen eerder op www.kortverhaal.info)
1
Reageer op deze recensie