Zoektocht naar het geluk
Erling Kagge heeft de afgelopen jaren ruimschoots zijn sporen verdiend als ontdekkingsreiziger. Daarbij ging hij geen enkele uitdaging uit de weg. Oceanen overzeilen, bergen beklimmen, skiën van pool naar pool; Kagge deed het. En hoe meer moeite het kostte om zijn einddoel te bereiken, hoe meer hij een gevoel van intens geluk ervoer. Maar is het paradijs ook te vinden onder de grond, daar waar het daglicht niet komt maar het vuil van de samenleving des te meer? Kagge trok zijn stoute, waterbestendige kleren aan en zocht het uit.
De cover en de titel van dit boek ontketenen een verwachting van eindeloos geploeter in de New Yorkse ondergrondse wereld. Van gangen tot aan de nok gevuld met drek, een zich in buiklig voorttrekken door nauwe buizen en een behendig ontwijken van rattenkolonies. Wat dat betreft wordt de lezer niet teleurgesteld. Er wordt effectief heel wat af gebanjerd door pikdonkere, vieze gangen. Maar Kagge weet dit (als de ultieme manifestatie van ‘beauty lies in the eye of the beholder’) op lyrische wijze te beschrijven. Overduidelijk wordt dat een dergelijk avontuur meer behelst dan simpelweg een deksel oplichten en naar beneden klimmen. De meeste deksels zitten om te beginnen muurvast en bovendien moet men ongezien weten af te dalen. Ook het veilig bovengronds verschijnen vergt organisatiewerk. Met overreden worden door een auto is immers niemand gebaat. Afgezien van het riool worden ook metrotunnels aan een onderzoek onderworpen. In enkele van die passages raast de adrenaline niet alleen door het lijf van de schrijver maar ook door dat van de lezer. Net zoals men samen met de auteur de gevaren onderweg mee beredeneert en met een solidair gevoel van opluchting een put uitklimt.
De ondertitel ‘op zoek naar geluk in de tunnels van New York’ verraadt echter dat het boek meer is dan louter expeditie. Als een rode draad door het verhaal loopt de vraag of Kagge tussen de ratten en de stront in de donkere krochten van New York hetzelfde geluksgevoel kan ervaren als op de top van de wereld. Daarbij gaat hij dieper in op wat het Aristotelische idee was van geluk en hoe dit in onze overanalyserende, moderne samenleving verschoven is naar het terrein van de psychologie. Want wat is geluk eigenlijk? Daarnaast is het verhaal doorspekt met prachtige quotes vol levenswijsheid die niet van Kagge zelf komen maar van allerlei personages door de eeuwen heen, gaande van Hamlet over Confucius tot Bart Simpson.
Bij een boek over het riool verwacht men niet meteen een uitgewerkt filosofisch gedachtengoed, maar misschien moet men wel juist een filosoof zijn om het riool te kunnen beschouwen als een plek die schreeuwt om exploratie. En misschien kan men zich als lezer niet altijd even sterk scharen achter het denkpatroon dat Kragge volgt maar het doet wel beter begrijpen wat hem überhaupt drijft tot dit avontuur. Hoewel een van zijn metgezellen de rollen omdraait als hij zich hardop de bedenking maakt dat het vreemd is dat zo weinig mensen interesse hebben in wat zich onder de grond afspeelt terwijl men toch afhankelijk is van wat er daar gebeurt.
Soms wordt er net iets te veel gefilosofeerd en net iets te weinig geavontureerd. Maar desondanks houdt het boek de lezer in de ban. En dankzij ondersteunend beeldmateriaal kan men zich een nog betere voorstelling maken van het ondergrondse New York. Regelmatig worden fragmentjes in vet uitgelicht, als een soort van preview op wat nog moet komen. Het stoort lichtjes dat men die flarden tekst een halve bladzijde later opnieuw tegenkomt.
Tegenover die kleine bedenkingen staat een apart maar boeiend verhaal, omkaderd door interessante filosofieën die tot nadenken aanzetten. De verwijzingen die Kagge maakt naar zijn vroegere, bovengrondse expedities maken nieuwsgierig naar de boeken die hij daarover schreef. Het smaakt naar meer.
Reageer op deze recensie