Lezersrecensie
116th street in New York
Dit is het schrijnende verhaal van Lutie, een jonge zwarte vrouw die haar uiterste best doet om haar achtjarige zoon een beter leven te geven. 166sth street in New York is de plaats waar het verhaal zich afspeelt. Een bonte verzameling personages passeert de revue : de gefrustreerde huisbewaarder, een buurvrouw die jonge -zwarte- vrouwen prostitueert, de leider van een muziekband in een casino en een blanke café-baas. Allen spelen zij een rol in het leven van Lutie en Bub.
Ann Petry beschrijft heel goed de armoede in de straat. Je voelt de beklemming van de kleine flatjes in de buurt en de straat waar men maar beter op zijn hoede blijft. Van in het begin voel je de onderhuidse spanning die in het hele verhaal aanwezig blijft tot aan de fatale afloop.
Volgende alinea heeft mij erg geraakt :
‘De vrouwen werken, omdat de blanken ze een baan geven: om de vaat, de was, de vloer, de ramen te doen. De vrouwen werken, omdat de blanken het al die jaren niet zagen zitten om zwarte mannen een baan te geven die genoeg opleverde om hun gezin van te onderhouden. En op een gegeven moment is het voor sommigen van hen te laat. […] De mannen raken het werken ontwend, de huizen zijn oud en grimmig en de muren komen op hen af. En de mannen vertrekken, beginnen opnieuw, glippen weg, vinden een nieuwe vrouw. Een jongere vrouw.’ (blz 371).
Deze situatie schetst hoe jonge -zwarte- vrouwen in de armoede terecht kwamen.
Het boek is een aanklacht tegen de vermeende superioriteit van blanken tegenover de -arme- zwarte bevolking van NY in de jaren veertig. De vraag is of de situatie nu zoveel beter is dan toen…
Ann Petry beschrijft heel goed de armoede in de straat. Je voelt de beklemming van de kleine flatjes in de buurt en de straat waar men maar beter op zijn hoede blijft. Van in het begin voel je de onderhuidse spanning die in het hele verhaal aanwezig blijft tot aan de fatale afloop.
Volgende alinea heeft mij erg geraakt :
‘De vrouwen werken, omdat de blanken ze een baan geven: om de vaat, de was, de vloer, de ramen te doen. De vrouwen werken, omdat de blanken het al die jaren niet zagen zitten om zwarte mannen een baan te geven die genoeg opleverde om hun gezin van te onderhouden. En op een gegeven moment is het voor sommigen van hen te laat. […] De mannen raken het werken ontwend, de huizen zijn oud en grimmig en de muren komen op hen af. En de mannen vertrekken, beginnen opnieuw, glippen weg, vinden een nieuwe vrouw. Een jongere vrouw.’ (blz 371).
Deze situatie schetst hoe jonge -zwarte- vrouwen in de armoede terecht kwamen.
Het boek is een aanklacht tegen de vermeende superioriteit van blanken tegenover de -arme- zwarte bevolking van NY in de jaren veertig. De vraag is of de situatie nu zoveel beter is dan toen…
1
Reageer op deze recensie