Lezersrecensie
De topografische honger naar heuvels en glooiingen
Disclaimer: ik zit al jaren samen met auteur Olivier Sted in een schrijfclub in Deventer. Ik ken hem, ik mág hem. Dientengevolge, om elke zweem van partijdigheid te voorkomen, zal ik buitengewoon kritisch zijn in deze recensie van zijn werk.
Retromorfose is het derde en afsluitende deel in de Metis Bidenk-serie. Daarmee is deze bespreking tegelijkertijd een beschouwing van de hele trilogie: is de schrijver geslaagd in zijn opzet, past het allemaal in elkaar?
De Bergbouwers Van Metis Bidenk doet als serie het belangrijkste wat fantasy moet doen: origineel zijn. Het is een volstrekt eigenzinnig verhaal, op een eigenzinnige wijze verteld (waarbij het aan charme wint als je Olivier Sted ooit hebt gesproken: zo práát hij!). In plaats van genrebouwstenen als dwergen, magie of feodale monarchieën schept hij een mythologie uit een extreem platte wereld die door toedoen van een ondergronds ras van albino’s ineens de hoogte in gaat door de schepping van een berg. Dat zorgt natuurlijk voor verrukking. Een uitgesproken Nederlands thema: wij kennen als geen ander de topografische honger naar heuvels en glooiingen die hoort bij een plat land als de onze.
Dit is niet de enige vondst in het verhaal. Er is ook een dierenrijk dat zich organiseert tegen de mensheid en (met name in het eerste boek) een aanval voorbereidt om alle individuele dorpjes en stadjes te overrompelen. Dit noopt een vrij uitgebreide cast van personages (albino Kay, wolfachtige Dora, technisch vernuft Paul, soldate Berrenda en academicus Olof) op pad te gaan om het bestuur van de Natie om hulp te verzoeken.
Het tweede boek leest, zeer prettig, als een serie korte verhalen en laat zien hoe de albino’s een nieuwe grondstof vinden, ‘lichtmetaal’ en daar zo knotsgek van worden dat ze prompt de hele Natie ondermijnen, letterlijk ondermijnen, waarna het geheel instort door het vele tunnelgraven. Retromorfose, dan, het derde deel, laat de nasleep van deze catastrofe zien. De Natie dreigt weer uiteen te vallen in losse stadsstaatjes, albino Kay is verdwenen uit schuldgevoel voor wat zijn volk heeft gedaan en zijn vrienden gaan op pad om hem te vinden. De aanstichtster dezes is Dora, de mens-die-in-een-wolf-kan-veranderen. Zij wordt steeds meer dier en minder persoon en voordat ze voorgoed weg is (de retromorfose uit de titel, een fantastisch neologisme), wil ze haar crush Kay nog éénmaal spreken. Voer voor een queeste.
Deze mix van elementen, hoewel wat bij elkaar geraapt, levert een aangenaam wereldje op. Eentje waarin, in weerwil van deze Epische Beschrijving, de sfeer juist vrij gemoedelijk en ongecompliceerd is. Sted grossiert in een soort kneuterigheid en droge humor die vrij aangenaam is. Zijn personages hebben maniertjes en tics en nemen de tijd om even naar wat platen te luisteren of thee te drinken. Het drama is nooit onoverkomelijk groot, de spanning kan nog geen snee in een blok boter op kamertemperatuur snijden. En dat is prima. Dat geeft deze serie zijn charme.
Dit alles is genoeg, voor sommigen, voor mij, omdat ik de schrijver ken, om er plezier aan te hebben. Het voelt aan als iets dat je nog niet eerder hebt gelezen. Het breekt moeiteloos met de clichés van het genre, zowel qua inhoud (geen draak te bespeuren) als qua toon (een menselijk en kleinschalig register in plaats van de heldentocht).
Wat niet wil zeggen dat ik geen stevige noot te kraken heb. Zo is met name Retromorfose bij tijd en wijle saai. De eerste helft bestaat uit een lange roadtrip door de ingestorte Natie, met als doel de albino’s te vinden. Dit lange stuk valt ten prooi aan het euvel van opsommingen van losse gebeurtenissen. En toen gingen ze hierheen, en toen kwamen ze dit tegen, en toen dat, en toen zus, en toen zo. Dat zorgt niet bepaald voor pakkend drama. Er is geen cruciale spanningsboog buiten de vraag ‘zullen ze arriveren?’ (waarvan het antwoord op voorhand vaststaat), geen verrassende wending. De personages kabbelen voort op hun voorbestemde traject en wijken daar geen millimeter vanaf. Dat is worstelen om erdoorheen te komen.
In zekere zin heeft heel de serie hier last van, vandaar dat de opzet van het tweede boek, Lichtmetaal, juist zo goed werkte: dat las al uit zichzelf als een collectie losse verhalen. Ik heb Sted daarop het advies gegeven dat hij eigenlijk veel beter tot zijn recht komt als schrijver van korte verhalen dan als romancier. Het inzoomen op het kleine, het detail, de komische observatie – dat leent zich allemaal beter voor een bundel of, iets ambitieuzer, een mozaïekroman, dan een fantasydrieluik.
(Hij heeft niet naar mij geluisterd en bereidt inmiddels een volgende roman voor.)
(Dit is een vergissing.)
Zonder in spoilers te vervallen: het einde van Retromorfose, en daarmee de hele serie, weet gelukkig nog een wat dramatischer register te pakken. Het charmante samenraapsel waar de worldbuilding uit bestaat komt niet helemaal tot een logische apotheose – het blijft aanvoelen als een reeks ideetjes waar de auteur tijdens het schrijven pas op is gekomen – maar is dat vreselijk erg? Tegen de tijd dat je bij het derde boek aan bent gekomen, voelt de cast aan als een gezellig groepje vrienden waar je graag wat tijd mee doorbrengt. Dat is, ondanks de traagheid en weinig enerverende plotontvouwing, genoeg.
Retromorfose krijgt van mij 2,5 ster, wat ik ook aan de hele serie zou geven. Enkel Lichtmetaal, vanwege zijn beter passende vorm, zou ik belonen met 3 sterren. Dit heeft, zo zul je begrijpen, óók te maken met de kettingrokende bulldog die daarin zijn opwachting maakt.
Retromorfose is het derde en afsluitende deel in de Metis Bidenk-serie. Daarmee is deze bespreking tegelijkertijd een beschouwing van de hele trilogie: is de schrijver geslaagd in zijn opzet, past het allemaal in elkaar?
De Bergbouwers Van Metis Bidenk doet als serie het belangrijkste wat fantasy moet doen: origineel zijn. Het is een volstrekt eigenzinnig verhaal, op een eigenzinnige wijze verteld (waarbij het aan charme wint als je Olivier Sted ooit hebt gesproken: zo práát hij!). In plaats van genrebouwstenen als dwergen, magie of feodale monarchieën schept hij een mythologie uit een extreem platte wereld die door toedoen van een ondergronds ras van albino’s ineens de hoogte in gaat door de schepping van een berg. Dat zorgt natuurlijk voor verrukking. Een uitgesproken Nederlands thema: wij kennen als geen ander de topografische honger naar heuvels en glooiingen die hoort bij een plat land als de onze.
Dit is niet de enige vondst in het verhaal. Er is ook een dierenrijk dat zich organiseert tegen de mensheid en (met name in het eerste boek) een aanval voorbereidt om alle individuele dorpjes en stadjes te overrompelen. Dit noopt een vrij uitgebreide cast van personages (albino Kay, wolfachtige Dora, technisch vernuft Paul, soldate Berrenda en academicus Olof) op pad te gaan om het bestuur van de Natie om hulp te verzoeken.
Het tweede boek leest, zeer prettig, als een serie korte verhalen en laat zien hoe de albino’s een nieuwe grondstof vinden, ‘lichtmetaal’ en daar zo knotsgek van worden dat ze prompt de hele Natie ondermijnen, letterlijk ondermijnen, waarna het geheel instort door het vele tunnelgraven. Retromorfose, dan, het derde deel, laat de nasleep van deze catastrofe zien. De Natie dreigt weer uiteen te vallen in losse stadsstaatjes, albino Kay is verdwenen uit schuldgevoel voor wat zijn volk heeft gedaan en zijn vrienden gaan op pad om hem te vinden. De aanstichtster dezes is Dora, de mens-die-in-een-wolf-kan-veranderen. Zij wordt steeds meer dier en minder persoon en voordat ze voorgoed weg is (de retromorfose uit de titel, een fantastisch neologisme), wil ze haar crush Kay nog éénmaal spreken. Voer voor een queeste.
Deze mix van elementen, hoewel wat bij elkaar geraapt, levert een aangenaam wereldje op. Eentje waarin, in weerwil van deze Epische Beschrijving, de sfeer juist vrij gemoedelijk en ongecompliceerd is. Sted grossiert in een soort kneuterigheid en droge humor die vrij aangenaam is. Zijn personages hebben maniertjes en tics en nemen de tijd om even naar wat platen te luisteren of thee te drinken. Het drama is nooit onoverkomelijk groot, de spanning kan nog geen snee in een blok boter op kamertemperatuur snijden. En dat is prima. Dat geeft deze serie zijn charme.
Dit alles is genoeg, voor sommigen, voor mij, omdat ik de schrijver ken, om er plezier aan te hebben. Het voelt aan als iets dat je nog niet eerder hebt gelezen. Het breekt moeiteloos met de clichés van het genre, zowel qua inhoud (geen draak te bespeuren) als qua toon (een menselijk en kleinschalig register in plaats van de heldentocht).
Wat niet wil zeggen dat ik geen stevige noot te kraken heb. Zo is met name Retromorfose bij tijd en wijle saai. De eerste helft bestaat uit een lange roadtrip door de ingestorte Natie, met als doel de albino’s te vinden. Dit lange stuk valt ten prooi aan het euvel van opsommingen van losse gebeurtenissen. En toen gingen ze hierheen, en toen kwamen ze dit tegen, en toen dat, en toen zus, en toen zo. Dat zorgt niet bepaald voor pakkend drama. Er is geen cruciale spanningsboog buiten de vraag ‘zullen ze arriveren?’ (waarvan het antwoord op voorhand vaststaat), geen verrassende wending. De personages kabbelen voort op hun voorbestemde traject en wijken daar geen millimeter vanaf. Dat is worstelen om erdoorheen te komen.
In zekere zin heeft heel de serie hier last van, vandaar dat de opzet van het tweede boek, Lichtmetaal, juist zo goed werkte: dat las al uit zichzelf als een collectie losse verhalen. Ik heb Sted daarop het advies gegeven dat hij eigenlijk veel beter tot zijn recht komt als schrijver van korte verhalen dan als romancier. Het inzoomen op het kleine, het detail, de komische observatie – dat leent zich allemaal beter voor een bundel of, iets ambitieuzer, een mozaïekroman, dan een fantasydrieluik.
(Hij heeft niet naar mij geluisterd en bereidt inmiddels een volgende roman voor.)
(Dit is een vergissing.)
Zonder in spoilers te vervallen: het einde van Retromorfose, en daarmee de hele serie, weet gelukkig nog een wat dramatischer register te pakken. Het charmante samenraapsel waar de worldbuilding uit bestaat komt niet helemaal tot een logische apotheose – het blijft aanvoelen als een reeks ideetjes waar de auteur tijdens het schrijven pas op is gekomen – maar is dat vreselijk erg? Tegen de tijd dat je bij het derde boek aan bent gekomen, voelt de cast aan als een gezellig groepje vrienden waar je graag wat tijd mee doorbrengt. Dat is, ondanks de traagheid en weinig enerverende plotontvouwing, genoeg.
Retromorfose krijgt van mij 2,5 ster, wat ik ook aan de hele serie zou geven. Enkel Lichtmetaal, vanwege zijn beter passende vorm, zou ik belonen met 3 sterren. Dit heeft, zo zul je begrijpen, óók te maken met de kettingrokende bulldog die daarin zijn opwachting maakt.
1
3
Reageer op deze recensie