Een wat vermoeiende Cotton Malone
Hij is een held van de oude stempel, Cotton Malone. Hij speelt al in meer dan tien boeken van de Amerikaanse auteur Steve Berry een hoofdrol. Malone is een voormalig agent en advocaat, die onder meer voor de Amerikaanse marine werkte en een organisatie met de vreemde naam Magellan Billet, maar die nu het liefst tweedehandsboeken verkoopt in zijn winkel in het Deense Kopenhagen. Euh? Ja, echt.
Af en toe, en dat is best veel als je de frequentie van de ‘Cotton Malone’-serie bekijkt, wordt hij echter weggeroepen omdat er ergens een probleem moet worden opgelost. Hij verzeilt dan niet zelden in Dan Brown-achtige situaties, waarbij de geheimen van de oude Tempeliers, de beroemde en verdwenen bibliotheek van Alexandrië of de founding fathers van de Verenigde Staten een rol spelen. Het zijn over het algemeen smakelijke boeken, die in de Verenigde Staten gecatalogiseerd worden als ‘beach-reading’. Wij spreken hier van vakantielectuur.
In deze nieuwste Cotton Malone, het 13e boek alweer, gaan we met onze held terug in de tijd. Driemaal zelfs: 1968, 2000 en 2018. De basis ligt het verst terug, in 1968. Op de cover van Het pionnenspel zien we al in welke richting het zal gaan. Een foto van dominee Martin Luther King, op de veranda van een motel, vlak voordat de strijder voor burgerrechten vermoord zal worden.
Een groot deel van Het pionnenspel speelt zich vervolgens een kleine twintig jaar terug af, in het jaar 2000. Een jonge Cotton moet een klusje verrichten in de oceaan voor de kust van Florida. Hij moet een kist opduiken, waarin zich een gouden munt zou bevinden. Hij rijdt in zijn auto naar Florida, en onderweg ergert de jurist zich aan de grappen die op de radio over zijn vak worden gemaakt.
‘”Terroristen kaapten onlangs een passagiersvliegtuig vol advocaten.’ “Vreselijk, en wat toen?” “Ze dreigden elk uur een advocaat los te laten als hun eisen niet werden ingewilligd.”
Cotton duikt naar het gezonken schip en vindt de waterdichte kist, maar voordat hij weer boven is, wordt hij al belaagd door twee kikvorsmannen die harpoenen op hem afschieten. Dat overleeft hij, maar als hij weer boven komt, is daar een watervliegtuig. En zo gaat het maar door.
In de kist vindt Cotton trouwens niet alleen die munt, maar ook een pak documenten. En daar draait de plot om. Op een derde van het boek komen we terecht bij wat de omslag van het boek – Martin Luther King – de lezer eigenlijk heeft beloofd. De moord op de dominee, die gepleegd zou zijn door een witte racist. Maar nu blijken er dus andere daders te zijn, die uit alle macht willen voorkomen dat Cotton de waarheid naar buiten brengt.
Er is ongelooflijk veel actie, het verhaal springt vaak van de hak op de tak (‘hé, wie is dat nu weer?’) én door de tijd, waarbij de legendarische FBI-directeur Edgar J. Hoover ook nog eens een rol speelt; dezelfde die ook bij tal van samenzweringstheorieën rond de moord op J. F. Kennedy vooraan staat.
‘J. Edgar Hoover had me altijd bijzonder gefascineerd. Bij leven was hij bewierookt als een heilige en verlosser, maar na zijn dood in 1972 bleek dat hij geen van beide was. Zijn grove misbruik van machtsmiddelen was legendarisch geworden.’
Het gegeven – door Black Lives Matter weer hoogst actueel – spookte al meer dan tien jaar door het hoofd van de schrijver, maar wat de uitwerking betreft heeft Berry fictie en faction niet al te vloeiend door elkaar verweven. Het verhaal komt niet lekker van de grond. Ook Cotton wordt nergens een mens van vlees en bloed, een held waar je van kunt gaan houden – of die je kunt haten. Naar het einde toe (dan zijn we weer in 2018 beland) wordt het allemaal ook wat vermoeiend. Conclusie: Berry heeft wel eens een beter boek geschreven.
Reageer op deze recensie