Lezersrecensie
De dagen
“De dagen” van schrijver/dichter/vertaler Willem van Toorn geeft aan hoe weids de horizonten van de poëzie zijn, en hoe persoonlijk en hoe dichtbij het tegelijkertijd kan blijven. In de bundel uit 2020 neemt Van Toorn ons mee naar een voor iedereen vatbare en begrijpbare wereld. Bij het uitkomen van de bundel was hij 85 jaar oud en had Nederland al geruime tijd verruild voor hartje Frankrijk. Voor de hand liggende onderwerpen zijn dan: afscheid nemen (de – nakende – dood), een eenvoudig leven, terugkijken. Niets verrassends, maar moet poëzie persé verrassend zijn? Nee. Het is herkenbaar, vertrouwelijk, het is eenvoudig (,,iets wat jij en ik geschreven zouden kunnen hebben’’). Maar vergis je niet.
Ik hoor van mijn vader (1931) regelmatig dat die of die ook dood is, en dat er steeds minder vrienden en kennissen overblijven. Mijn vader is een ontzettend sociaal mens, weet zich altijd omringd door volk (ja, hij zoekt het ook op), maar tipt een waarheid als een koe aan. Ouder worden betekent op een gegeven oment ook eenzamer worden. Je hebt nog wel je vrienden, je familie, je kennissen, maar die eerste lichting waarmee je opgroeide, tja, die wordt steeds “dunner”. Vooral daarop valt mijn aandacht bij het lezen van “De dagen”.
Van Toorn herinnert enkelen van hen: J. (De dingen gaan je missen, J., jij sprak met / hun vorm, hun kleur, dat was je vak, je gaf / ze hun plek in ruimten die jij maakte. Nu heb / je ons verzameld om je grote tafel.), Robert Anker, Anna (Kind op bezoek, donkere prinses, in liefde aangenomen / wees uit een ver fabelland, met heel diep in je ogen / de vraag of daar een ander ik hou van jou voortleefde / en naar je hunkerde), zijn vader (Je stak je hand op en liep kalm het pad / af naar het dal. Al haast doorzichtig. Rook om je hoofd, / je hoed een beetje scheef. Je leek tevreden.), Erik Menkveld. En de hond Pip.
,,
Pip
De aarde verdomd hard na al die maanden
zonder een druppel regen. De machteloze spade
eerst geprobeerd, maar dan toch het houweel
om ver de tuin in diep genoeg te graven.
Graf voor een kleine hond. Die was van zestien jaren
leven de metgezel, overal met ons heen
gereisd, gerend, gerold, naast ons geslapen
in gras, in tenten, op bergweiden, op hotelkamers,
verborgen op voor hond verboden schepen
naar verre eilanden. In tram en trein. Mee aan tafels gezeten,
aandachtig geluisterd naar muziek, bij voorkeur Bach,
wisten wij wel zeker. En plotseling toch te oud,
te brekelijk voor waardig leven. We zagen
weer van dichtbij wat sterven is en dat het zeker
nooit overgaat, gemis. Lege handen zoeken nog
vacht om te strelen, en naar de halsband
om eropuit te gaan, voor dag en dauw
of in het licht net voor de avond valt.
© Willem van Toorn
,,
Met Pip komen we in Frankrijk aan, Châteauroux, gedurende de laatste jaren van Willem van Toorns leven (hij overleed op 31 mei van dit jaar) het thuishonk van de schrijver. De dichter gaat zich niet te buiten aan huldezang over de herwonnen vrijheid, maar hij deelt de nieuwe normaliteit op een manier die duidelijk maakt dat het “wennen” is en niet altijd gemakkelijk. Of je het nu over de overvliegende kraanvogels hebt, de warmte, de droogte of het houthakken.
,,
Hout
Speel naar vermogen wel de rol, maar ben nog lang
niet echt de man die in de namiddag
bedaard de kloofbijl opneemt en de beste delen
van tak of stam zoekt in de houtopslag
om ze te kloven voor het vuur van straks.
Zeker, de wil is er. Maar de vereiste leegte
in het hoofd waarin simpel als wat
het beeld zich vormen kan van het exacte
verloop van nerven, of van waar de knoest
begint, en waar wie weet een mensenleven
lang de ingegroeide kromme spijker
zich schuilhield, is er nog niet. Altijd te veel
zelf, gedachten, woorden, wezenloos onnieuws
van over oceanen binnen de seconde hier
je aandacht opeisend. Dus ik wacht
tot het allemaal opgelost in niets vergeleken
met de geur van aarde, de wind over het gras, de lach
van de specht aan de bosrand, de millimeter
waar de snede gaat inslaan op de kopse kant.
© Willem van Toorn
,,
Loslaten, het is moeilijk. Hoe je het ook bekijkt, en wat het ook is.
“De dagen” is overigens een prachttitel. Past precies.
Willem van Toorn – “De dagen” (2020)
●●●○○ (3,5/5)
Een volledige recensie vind je hier: https://rondetijd.blogspot.com/2024/07/de-dagen.html
Ik hoor van mijn vader (1931) regelmatig dat die of die ook dood is, en dat er steeds minder vrienden en kennissen overblijven. Mijn vader is een ontzettend sociaal mens, weet zich altijd omringd door volk (ja, hij zoekt het ook op), maar tipt een waarheid als een koe aan. Ouder worden betekent op een gegeven oment ook eenzamer worden. Je hebt nog wel je vrienden, je familie, je kennissen, maar die eerste lichting waarmee je opgroeide, tja, die wordt steeds “dunner”. Vooral daarop valt mijn aandacht bij het lezen van “De dagen”.
Van Toorn herinnert enkelen van hen: J. (De dingen gaan je missen, J., jij sprak met / hun vorm, hun kleur, dat was je vak, je gaf / ze hun plek in ruimten die jij maakte. Nu heb / je ons verzameld om je grote tafel.), Robert Anker, Anna (Kind op bezoek, donkere prinses, in liefde aangenomen / wees uit een ver fabelland, met heel diep in je ogen / de vraag of daar een ander ik hou van jou voortleefde / en naar je hunkerde), zijn vader (Je stak je hand op en liep kalm het pad / af naar het dal. Al haast doorzichtig. Rook om je hoofd, / je hoed een beetje scheef. Je leek tevreden.), Erik Menkveld. En de hond Pip.
,,
Pip
De aarde verdomd hard na al die maanden
zonder een druppel regen. De machteloze spade
eerst geprobeerd, maar dan toch het houweel
om ver de tuin in diep genoeg te graven.
Graf voor een kleine hond. Die was van zestien jaren
leven de metgezel, overal met ons heen
gereisd, gerend, gerold, naast ons geslapen
in gras, in tenten, op bergweiden, op hotelkamers,
verborgen op voor hond verboden schepen
naar verre eilanden. In tram en trein. Mee aan tafels gezeten,
aandachtig geluisterd naar muziek, bij voorkeur Bach,
wisten wij wel zeker. En plotseling toch te oud,
te brekelijk voor waardig leven. We zagen
weer van dichtbij wat sterven is en dat het zeker
nooit overgaat, gemis. Lege handen zoeken nog
vacht om te strelen, en naar de halsband
om eropuit te gaan, voor dag en dauw
of in het licht net voor de avond valt.
© Willem van Toorn
,,
Met Pip komen we in Frankrijk aan, Châteauroux, gedurende de laatste jaren van Willem van Toorns leven (hij overleed op 31 mei van dit jaar) het thuishonk van de schrijver. De dichter gaat zich niet te buiten aan huldezang over de herwonnen vrijheid, maar hij deelt de nieuwe normaliteit op een manier die duidelijk maakt dat het “wennen” is en niet altijd gemakkelijk. Of je het nu over de overvliegende kraanvogels hebt, de warmte, de droogte of het houthakken.
,,
Hout
Speel naar vermogen wel de rol, maar ben nog lang
niet echt de man die in de namiddag
bedaard de kloofbijl opneemt en de beste delen
van tak of stam zoekt in de houtopslag
om ze te kloven voor het vuur van straks.
Zeker, de wil is er. Maar de vereiste leegte
in het hoofd waarin simpel als wat
het beeld zich vormen kan van het exacte
verloop van nerven, of van waar de knoest
begint, en waar wie weet een mensenleven
lang de ingegroeide kromme spijker
zich schuilhield, is er nog niet. Altijd te veel
zelf, gedachten, woorden, wezenloos onnieuws
van over oceanen binnen de seconde hier
je aandacht opeisend. Dus ik wacht
tot het allemaal opgelost in niets vergeleken
met de geur van aarde, de wind over het gras, de lach
van de specht aan de bosrand, de millimeter
waar de snede gaat inslaan op de kopse kant.
© Willem van Toorn
,,
Loslaten, het is moeilijk. Hoe je het ook bekijkt, en wat het ook is.
“De dagen” is overigens een prachttitel. Past precies.
Willem van Toorn – “De dagen” (2020)
●●●○○ (3,5/5)
Een volledige recensie vind je hier: https://rondetijd.blogspot.com/2024/07/de-dagen.html
1
Reageer op deze recensie