Een heerlijke roman, die een groot publiek verdient
Jeroen Thijssen (1959, Haarlem) heeft met Hazer een heerlijke, intelligent geschreven roman opgeleverd. Het boek is evenwichtig, gevoelig en boeit vanaf de eerste alinea. Het vakmanschap van Thijssen wordt met deze roman opnieuw bewezen. Eerder publiceerde hij onder andere De maarschalk en andere verhalen, Broeder, De ronde van Gallië en (zijn meest recente boek) Solitude.
Hazer speelt in de periode 1978 – 1980 en is gesitueerd in de krakerscene. Maar wie denkt dat het daarmee een hard boek is, vergist zich. Thijssen hanteert een melancholische schrijfstijl met lichte, onderkoelde humor. De roman staat vol met prachtige, beeldende zinnen die lang in je hoofd blijven plakken: “... maar de behandelend arts was nogal hard op haar onverzettelijkheid gebotst...”, “De koplampen boorden een gat in de avond”. Licht is overigens een terugkerend thema; zou het bedoeld zijn als contrast met de zwarte krakerskledij?
Hoofdpersoon Rogier Pardoen betrekt aan het eind van zijn middelbareschooltijd een kraakpand. Hij verlaat zijn ouderlijk huis omdat zijn ouders naar Ierland emigreren. Hij staat op eigen benen, laat een deel van zijn naam vallen en begint een nieuwe toekomst. Maar tegelijkertijd raakt hij op zijn weg naar volwassenheid, steeds verder verzeild in het verleden. Hoe verhouden zijn hippieouders zich tot elkaar en tot zijn grootouders? Wat was de rol van die grootouders in de Tweede Wereldoorlog? Rogi’s zoektocht naar zijn rol in de maatschappij wordt daarvan bepaald niet eenvoudiger. Het verhaal pendelt tussen Haarlem en Doonkelly, Ierland. Het dromerige waarmee Ierland vaak wordt geassocieerd, resoneert in het boek prachtig met de wat naïeve argumentatie en wereldbeelden van de krakersters. Hun jargon, ellenlange vergaderingen en hun begrip voor de RAF en de Brigate Rosso, de studieproblemen van Rogi en zijn gedoe met relaties; allemaal zaken die zeer herkenbaar beschreven zijn.
De thematiek van krakers en daaraan gerelateerde rellen is vaker uitgewerkt in de Nederlandse literatuur. Denk bijvoorbeeld aan A.F.Th. van der Heijdens Slag om de Blauwbrug en Advocaat van de hanen. Thijssen is echter veel zachter van toon. "Demonstreren was koud werk. Het was allemaal verschrikkelijk en het was vooral allemaal verschrikkelijk onoplosbaar.” Die melancholie roept associaties op met Oek de Jongs Pier en Oceaan. Het kan bijna geen toeval zijn dat al op pagina 18 staat: "Zijn laatste chauffeur zette hem af op de boulevard van Sligo, waar een schuimende rivier, niet gehinderd door dammen en pieren, zich in de oceaan stortte."
Terwijl Hazer een periode van oproer beschrijft, is de stijl ervan ontwapenend en licht. Het is een fijn boek dat het verdient om door een groot publiek gelezen te worden. Zegt het voort!
Reageer op deze recensie