Gestolen goed...
Stel je eens voor dat er bij je wordt ingebroken en dat enkele spullen verdwenen zijn waar je zelf nogal aan gehecht was. Bijvoorbeeld het horloge van opa, dat kleine beeldje dat vroeger altijd op de kast stond in de kamer en een tekening van een straatje. Een tijdje nadat je aangifte gedaan had van de inbraak, kom je iemand tegen die dat horloge om heeft. Op zich lijkt het dan een simpele zaak om weer terug te krijgen wat van jou geweest is. Wanneer je op het politiebureau komt om melding te maken van deze zaak blijkt achter de balie, aan de muur de tekening van het straatje te hangen.
Anders Rydell, een Zweedse journalist beschrijft in De Plunderaars niet alleen vergelijkbare ervaringen, maar toont ook nog eens aan dat deze ervaringen tot op de dag van vandaag tot zeer verschillende gevolgen kunnen leiden. De plunderaars zelf zijn de nazi’s die, zoals Rydell laat zien, op een zeer gestructureerde manier kunst en waardevolle voorwerpen uit de door hen bezette gebieden roofden. Daarbij werd een soort tweedeling gehanteerd. De, in hun ogen, echte kunst werd gereserveerd voor tentoonstellingen of privé bezit. De overige kunst werd ofwel vernietigd ofwel te gelde gemaakt. Via een netwerk van kunsthandelaren konden duizenden stukken van eigenaar verwisselen.
Dat nu, zo lang na de oorlog, nog altijd niet alle kunst bij de oorspronkelijke eigenaren of hun erfgenamen is terug gebracht valt niet goed te praten, maar wel te begrijpen. Sommige kunstwerken zijn nu onderdeel van een openbare verzameling of ergens in staatsbezit. Andere zaken zijn (natuurlijk) niet goed gedocumenteerd qua herkomst en dus niet op een eenduidige manier terug te voeren tot kunstroof. Weer andere kunstvoorwerpen blijken na jaren toch nog te bestaan terwijl men eigenlijk zeker was dat het betreffende werk in de oorlog vernietigd of ten minste verdwenen was.
De journalist Rydell weet verschillende draden uit de kluwen zodanig weer te geven dat het spoor van de kunst naar de eigenaar helder getekend wordt. Tegelijk laat hij zien dat de haken en ogen van dat spoor de oorzaak kunnen zijn dat aan het eind niet de eigenaar of de (tijdelijke) beheerder van het kunstwerk de winnaar van een restitutiestrijd zijn, maar dat de advocatuur met de dikste winsten strijkt. Zelf noemt de schrijver het boek géén wetenschappelijk verhaal omdat er geen noten in de tekst zijn. De literatuuropgave is echter wel indrukwekkend.
Ondanks dat het onderwerp lang niet iedereen zal aanspreken, is het een bijzonder verhaal wat tegelijk voor veel mensen herkenbaar kan zijn. Wanneer getoond wordt dat in het recente verleden nog onbeschaamd (want mogelijk onbewust) openbaar gebruik gemaakt werd van gestolen kunst stelt het de systematische kunstroof in een helder daglicht. Tegelijk ga je dan jezelf de vraag stellen: Wie heeft recht op welke kunst? Moet de collectie van een willekeurig museum voor volkenkunde terug naar waar het ooit vandaan kwam. Zijn de Elgin Marble’s van Engeland of van Griekenland? Is de obelisk van place de la Concorde op zijn plaats in Frankrijk? Het feit dat je in het verhaal meegenomen wordt, terwijl het in principe om tamelijk stoffige zaken gaat is een verdienste van de schrijver. De belangstellende lezer kan met gemak het geheel in één keer uit lezen. De minder belangstellende en volhardende lezer kan telkens weer een los stukje door lezen of naslaan.
Reageer op deze recensie