Tussen servet en tafellaken
Afteljaren beschrijft het leven van een puber op een Belgisch internaat in de jaren ’60. Riet Vanloo heeft naast haar carrière in het onderwijs een tiental boeken geschreven en Afteljaren is haar tweede roman voor volwassenen.
Het boek bestaat uit de twee delen, 'Kind in alkoof' en 'Meisje in kamer'. Beide delen zijn weer onderverdeeld in drie jaren. Drie jaar leven de meisjes in het internaat zonder dat ze een eigen kamer hebben. Zij krijgen een bed met een gordijntje ervoor, een zogenaamde alkoof. Minimale privacy, iedereen weet en hoort alles van elkaar. De starre dagindeling (veel bidden) en de vele regels (vaak zwijgen) zijn moeilijk voor een elfjarige. “Eindelijk mogen we praten” staat er op pagina 33, “Mijn mond zat zo vol woorden dat mijn wangen bijna barstten”. De opvoeding lijkt vooral gericht op discipline: “Inspanning voor wilsoefening leidt tot totale beheersing”. Ondanks of misschien wel dankzij dit strenge bewind ontstaan er hechte vriendschappen en bondgenootschappen tussen de meisjes, die voor hun levenservaring en wereldwijsheid van elkaar afhankelijk zijn. Het is een tijd waarin meisjes beschermd en onwetend gehouden worden, zeker op het gebied van seksualiteit. Het zal jaren duren voordat de hoofdpersoon begrijpt waar “het nodige maandelijkse gerief” voor dient dat ze van haar moeder elke keer meekrijgt in haar koffertje.
Na drie jaar krijgen de meisjes een eigen kamer en wordt de ijzeren discipline iets minder. Weliswaar moeten ze het sleutelgat van die kamer met een papiertje dichtstoppen omdat ze anders door de nonnen ‘begluurd’ worden, maar er komt iets meer ruimte om je te ontwikkelen. Onze hoofdpersoon kan mooi zingen en heeft gevoel voor taal en krijgt de gelegenheid zich daarin te ontplooien.
Afteljaren. Een mooie titel, die al een bepaald gevoel oproept: een gevoel van wachten, verveling, groei en iets moois daarna. Dat maakt het boek maar ten dele waar. De scènes in het internaat zijn tamelijk objectief en afstandelijk beschreven, waardoor het moeilijk is je in te leven in het meisje dat dit alles meemaakt. Het roept geen gevoel van afkeer op maar ook niet van heimwee of nostalgie. Afteljaren is een klinische beschrijving van het internaatleven in het katholieke België van de jaren ’60. Zelfs situaties waarin de rector behoorlijk handtastelijk is, worden zonder veel emoties beschreven. Ook gebeurtenissen die een hoogtepunt zouden moeten vormen (de hoofdrol in een toneelstuk, een belangrijke spreekbeurt) worden alleen opgesomd en voorzien van sobere zinnetjes als “Het smaakt naar meer”.
Levendiger zijn de gedeelten die in het gezin zelf spelen, de weekenden thuis en de vakanties aan zee met de zes zussen, een beschermende vader en een autoritaire moeder. Een moeder die zelf op het internaat heeft gezeten en die periode verheerlijkt als de beste tijd uit haar leven. Veel beter in ieder geval dan haar leven als moeder, waardoor de zorg voor het jongste zusje in de weekenden en vakanties neerkomt op de hoofdpersoon.
Het mooiste gedeelte van het boek is echter de epiloog, waarin de hoofdpersoon zich richt tot haar inmiddels overleden vriendin Katty. Het schuldgevoel omdat ze haar vriendin van vroeger, haar bondgenoot uit het oog verloren is en niet geholpen heeft toen die het moeilijk had. De onmacht en de verdediging. “Kijk me niet zo aan met je donkere ogen en je doordringende, verwijtende blik. Ik weet wat je me verwijt. En ik heb me schuldig gevoeld, maar nu niet langer, want ik kan het niet meer met je goedmaken. Je bent dood”. Dit laatste gedeelte komt als een verrassing na een kabbelend boek en daardoor is Afteljaren het waard om gelezen te worden.
Reageer op deze recensie