Elk huis heeft zijn kruis
Het huis aan Beulah Grove 23 is een verzamelplaats voor hen die onzichtbaar willen blijven. Iedere bewoner heeft een eigen verhaal. Zo is er Vesta, een oudere dame en moederfiguur die haar hele leven al in het huis woont. Cher, een jonge meid die in haar jeugd het nodige heeft meegemaakt en nu haar toevlucht zoekt in criminele activiteiten om de huur te kunnen betalen. Collette, die al drie jaar op de vlucht is voor schimmen uit haar verleden. En Hossein, een charmante en behulpzame immigrant die wacht op goedkeuring van zijn asielaanvraag. Dan zijn er nog de sociaal onhandige Thomas en de zonderlinge muziekleraar Gerard.
Het huis is in zeer slechte staat, maar de inhalige huurbaas vraagt goud geld voor de kamers, omdat de buurt steeds meer in trek raakt bij de rijkere mensen. Op geld belust als hij is, weigert hij onderhoud te plegen wanneer één van de bewoners met een verstopte afvoer zit. De huurbaas heeft sowieso geen goede bedoelingen met zijn huurders. Ook het verhaal van de Minnaar, de moordenaar, wordt verteld. Een sneu persoon die eigenlijk alleen maar hunkert naar liefde en dat op een macabere manier probeert af te dwingen.
In de eerste helft van het boek wordt er alle tijd genomen om de bewoners te introduceren, waarbij met name Collette de meeste aandacht krijgt. In een schrijfstijl waarin binnen de hoofdstukken de alwetende verteller vloeiend wordt afgewisseld met de perspectieven van de bewoners, worden de levens en achtergronden van de bewoners geschetst. Er hangt een tastbare sfeer van uitzichtloosheid omheen. Dit gedeelte van het verhaal duurt vrij lang, hoewel het zeker zinvol is voor het verdere verloop. Echter, tot die tijd is er nauwelijks tot geen interactie tussen de bewoners. En net wanneer dat gaat vervelen, tegen de helft van het boek, komt er schot in de zaak en ga je er als lezer eens goed voor zitten. Er gebeurt een ongeluk in huis waardoor Collette, Cher, Thomas, Hossein en Vesta gedwongen worden om samen te werken en tegelijkertijd ontdekken dat ze er niet zo alleen voor staan als ze wel dachten.
Achter de voordeur van Alex Marwood (pseudoniem van Serena Mackesy, journalist) is een onderhoudend verhaal dat op een levendige, naargeestige en soms komische manier gebracht wordt. Onder de oppervlakte zijn de thema’s eenzaamheid en hunkering naar liefde steeds aanwezig en voor elke bewoner anders uitgewerkt.
Zonder omhaal beschrijft Marwood de meest ranzige situaties; het taalgebruik is bij vlagen plat en soms over the top, maar daardoor wel heel levendig en grappig. In het licht van de gebeurtenissen zijn deze beschrijvingen, mits de lezer over een sterke maag beschikt, wel te waarderen. Mariëtte van Gelder heeft dit aspect in de Nederlandse vertaling goed weten te behouden.
‘X heeft gelekt. De vloer is plakkerig van de sappen (…) Even denkt ze dat het een optische illusie moet zijn, maar dan ziet ze iets kleins en wits, zo groot als een paar rijstkorrels, over de gezwollen onderlip kruipen en op de vloer vallen.’
Het is Marwood niet gelukt om de spanning op scherp te houden; die loopt vrij laat op om daarna al snel weer uit te doven. Vervolgens zijn er zeker nog ontwikkelingen die boeiend zijn, maar echte spanning blijft uit. Verwacht een roman met een vleugje thriller en een interessant plot, waarin eens te meer duidelijk wordt dat de anonimiteit in een grote stad als Londen een hoop narigheid kan verhullen.
Reageer op deze recensie