Een moderne klassieker in een nieuw jasje
‘Waarom protesteer je niet?’ vroeg Wednesday. ‘Waarom roep je niet dat het allemaal onmogelijk is? Waarom
doe je gewoon wat ik zeg, en neem je het allemaal zo fucking kalm op?’
‘Omdat je me niet betaalt om vragen te stellen,’ zei Shadow. (p. 379)
De meeste fantasyfans kennen het boek American Gods (Amerikaanse goden) van Neil Gaiman waarschijnlijk al, in ieder geval van naam. Het verscheen voor het eerst in 2001 en is een moderne klassieker geworden. Het boek is nu verfilmd (als televisieserie, uitgezonden door Amazon Prime), en naar aanleiding daarvan geeft de Boekerij het boek opnieuw uit.
Uitgangspunt van American Gods is dat mensen hun goden creëren in plaats van omgekeerd. Goden ontstaan uit geloof, en hebben dat geloof nodig om te overleven. Noord-Amerika is echter geen plaats waar geloof gedijt, en immigranten die opgaan in Amerika’s gigantische smeltkroes (of weer vertrekken) laten hun goden verweesd achter. Er leven talloze goden en andere bovennatuurlijke wezens in de VS, maar ze zijn oud en bijna vergeten, iets waar sommigen in berusten, maar waar de meesten verbitterd over zijn. En nu dreigt er ook nog een oorlog met manifestaties van een moderne religie: technologie.
Shadow – de hoofdpersoon – heeft hier allemaal niets mee te maken. Hij is een gevangene die zijn tijd bijna uitgezeten heeft, en het enige wat hij wil is terugkeren naar zijn vrouw en zijn oude leven. Maar als zijn vrouw een paar dagen voor zijn vrijlating overlijdt en een mysterieuze oude man met een glazen oog hem werk aanbiedt, accepteert hij dat omdat hij niet weet wat hij anders moet doen. En zo wordt hij een loopjongen in de naderende godenoorlog.
American Gods verdient zijn status als klassieker. Het is intelligent, spannend en mooi geschreven, al gaat er iets van Gaimans subtiliteit verloren in de vertaling. Ik wou dat de vertaler (Hugo Kuipers) besloten had om de namen te vertalen. Namen betekenen iets in dit boek. Shadow is een schaduw, zijn opdrachtgever noemt zichzelf Wednesday (woensdag) als privégrapje, en veel andere karakters zijn letterlijk personificaties (‘Wood’, ‘Town’, ‘Stone’).
Het is ook een somber boek. Gaimans toon is veel serieuzer dan in bijvoorbeeld Hoge omens (Good Omens, met Terry Pratchett) of De bende van Anansi (Anansi Boys). Eenzaamheid, verlies en vergankelijkheid zijn terugkerende thema’s. Lees het niet als je in een sombere bui bent (maar lees het uit als je er eenmaal aan begonnen bent – er is ruimte voor hoop).
Er valt veel meer over American Gods te zeggen dan in een korte recensie past (en het boek is de afgelopen vijftien jaar ook al heel vaak besproken en geanalyseerd). Maar er zijn toch twee punten die het waard zijn om uitgelicht te worden:
Het eerste is de manier waarop Gaiman Shadows persoonlijke ervaringen en achtergrond gebruikt om een veel groter verhaal te vertellen. Als Wednesday hem benadert is Shadow half verdoofd door (onder andere) de dood van zijn vrouw, en hoewel hij zichzelf halfslachtig voorhoudt dat hij misschien droomt of hallucineert, accepteert hij de vreemde gebeurtenissen om hem heen zonder veel commentaar. Hierdoor kan Gaiman de godenwereld ongehinderd beschrijven.
Shadows apathie gaat echter dieper. Hoewel hij niet dom of gewelddadig is, heeft hij lang geleden de rol van dommekracht aangenomen, de grote man op de achtergrond die wacht tot iemand hem een opdracht geeft. Hij heeft letterlijk geprobeerd zichzelf in een schaduw te veranderen. Maar leven tussen wezens die juist uit de schaduwen willen treden, die alles doen om te overleven, heeft een onverwacht effect op hem. Hoewel de goden in American Gods onbetrouwbaar zijn, geen wensen vervullen en niet erg geïnteresseerd zijn in de behoeften van mensen, geven ze Shadow toch iets wat hij nodig heeft. De groeiende oorlogsdreiging loopt zo parallel aan Shadows persoonlijke wedergeboorte.
Het tweede punt is Gaimans talent om goden en bovennatuurlijke wezens overtuigend neer te zetten. Hij is heel goed in het oproepen van de Griezelvallei (Uncanny Valley, een term van robottechnicus Masahiro Mori, die opmerkte dat mensen robots vreemder en verontrustender vinden naarmate die meer op mensen lijken). Gaimans bovennatuurlijke karakters lijken bijna menselijk, maar juist doordat de overeenkomsten zo groot zijn, word je je bewust van hoe fundamenteel ze van mensen verschillen. Je voelt sympathie voor ze omdat ze relatief machteloos zijn en in de vergetelheid dreigen te raken, maar ze zijn ook angstaanjagend. Zelfs in hun verzwakte toestand hebben ze macht over mensen, ze zijn sluw, bedrieglijk en egocentrisch, en ergens wil je niet weten wat ze kunnen aanrichten als ze op volle sterkte zijn.
American Gods is een boek waarin je niet weet of het wel een goed idee is als de ‘helden’ winnen.
Reageer op deze recensie