Een bundel die het genre vertegenwoordigt
EdgeZero is een verhalenbundel waarin de beste inzendingen voor de gelijknamige wedstrijd, in totaal twintig verhalen, zijn opgenomen. De bundel opent met een tamelijk defensief voorwoord:
Ieder jaar wordt er dramatisch gezucht dat er geen kwaliteit in de Nederlandse (en Belgische) genreliteratuur te vinden is. Er is geen originaliteit, er is geen passie, er is niets baanbrekends. En laten we over de staat van de grammatica en het proza maar niet eens spreken.
Dit idee domineert het Nederlandstalige sciencefiction-, fantasy- en horrorgenre. Auteurs en uitgevers voelen zich niet gerespecteerd. Ze willen een breder publiek aanspreken, en niet weggezet worden als schrijvers van een vreemd subgenre dat alleen bedoeld is voor een handjevol insiders. En meestal gaat het gepaard met:
Ik vraag me in dat geval af in hoeverre deze meningslingeraars deze verhalen daadwerkelijk gelezen hebben.
Met andere woorden, het ligt aan de lezers, niet aan de auteurs. Als het werk van Nederlandstalige genre-schrijvers je niet aanspreekt, heb je het gewoon niet begrepen.
Het genre hinkt al jaren op twee gedachten. Aan de ene kant smachten veel auteurs naar dat grotere publiek, naar het gevoel dat ze ook buiten hun eigen genre serieus genomen worden. Maar aan de andere kant willen ze hun werk niet werkelijk aan kritiek blootstellen, en klauwen ze al naar critici voor die hun mond kunnen opentrekken.
Het is de vraag waar genreverhalen op beoordeeld moeten worden. Wat is eerlijk? De auteurs willen hetzelfde respect dat literaire schrijvers krijgen, maar willen niet met hen vergeleken worden. Waar wat inzit, want ieder genre heeft zijn eigen regels en gewoontes. Maar ook een internationale vergelijking binnen het genre is uit den boze –de verschillen tussen Nederlandse schrijvers en auteurs als Kelly Link en Ian R. MacLeod zijn te groot. Hetzelfde geldt voor het aanhalen van internationale trends en stromingen, en volgens sommige auteurs zelfs voor algemeen geaccepteerde zaken als ‘show, don’t tell’.
Zo is de situatie ontstaan waarin het Nederlandstalige sciencefiction- en fantasygenre eigenlijk alleen met zichzelf vergeleken mag worden. Waarin auteurs verwachten dat de tijd en moeite die ze in een boek hebben gestoken even zwaar weegt als het eindresultaat, en technische fouten en gebrek aan kennis van wat er buiten de eigen kring gebeurt als intrinsieke onderdelen van het genre beschouwd worden.
De samenstellers van EdgeZero streven in ieder geval naar een zo hoog mogelijke kwaliteit, en willen laten zien wat er allemaal mogelijk is binnen het genre:
[D]ie tien procent van de verhalen die wél goed zijn, die ruwe diamantjes die met een beetje liefde, proeflezen en redactie opgepoetst kunnen worden tot iets wat de lezers kan beroeren?
[…]
[H]et speelveld is zoveel breder dan de meesten denken.
Helaas blijft het hier bij goede voornemens. Wat auteurskeuze betreft is erg op veilig gespeeld. Het merendeel van de schrijvers is bekend binnen het genre; de meesten zijn al zeker vijftien, twintig jaar bezig en publiceren regelmatig in tijdschriften en verhalenbundels. Acht van de negentien auteurs – en twee van de verhalen – staan bijvoorbeeld ook in Ganymedes 16 (een bundel die net wat avontuurlijker is dan deze).
Over het algemeen doen deze auteurs wat ze altijd doen. Jaap Boekestein en Jan J.B. Kuipers kiezen voor humor en grotesk. Tais Teng geeft een schets van een wereld die interessanter is dan de karakters die erin leven. Anaïd Haen en Django Mathijsen kaarten allerlei maatschappelijke onrechten aan, maar vertrouwen er niet op dat hun lezers hun eigen conclusies kunnen trekken. En Jack Schlimazlnik verwacht dat lezers technologie, menselijk gedrag en het gekozen perspectief negeren zodat hij iets quasi-diepzinnigs kan zeggen.
Daarnaast lijkt de bundel ook niet geredigeerd te zijn. Er zijn nogal wat slordigheden blijven staan (aanhalingstekens en scheidingsstreepjes zijn niet overal hetzelfde vormgegeven; er staan spaties voor punten en komma’s aan het eind van een zin; een blauwe bloem is een paar pagina’s later zonder reden zwart, et cetera), en veel verhalen doen ongepolijst aan. Ze meanderen, of auteurs zijn zo bezig met hun wereld opbouwen en zaken toelichten dat ze niet toekomen aan een verhaal vertellen. Bij de verhalen die een boodschap hebben, ligt het er vaak nogal dik bovenop (‘eet geen vlees’; ‘laat je verleden achter je’). De hoofdpersoon in ‘Vrijheid is standalone’ van Django Mathijsen had al haar problemen kunnen oplossen met een telefoontje. En ‘De Ariadne Singulariteit’ van Mike Jansen is Fallout met ‘as you know-Bob’-dialoog.
Er staan een paar leuke verhalen in EdgeZero. Maar ondanks de ambities van de samenstellers is de bundel het best te omschrijven als ‘zoals verwacht’. Het is geen slechte weergave van hoe de Nederlandstalige sciencefiction en fantasy ervoor staat. Maar het geeft een minder positief beeld dan de samenstellers denken.
Reageer op deze recensie