High fantasy volgens het Tolkien-model, maar zonder spanning of diepte
(Rolf Österberg is het pseudoniem van een Zweeds-Nederlandse schrijver die anoniem wil blijven. Hij heeft eerder (in twee delen) de thriller De Al-Qaedaconnectie gepubliceerd, waarop een vervolg (Het Al-Quaedavirus) in de pijplijn zit. De Afgrond is zijn eerste fantasy-serie en is eerder als e-boek verschenen onder het pseudoniem Katarina Magnell.)
Als haar burchtheer besluit dat ze een goed ruilobject zal zijn in onderhandelingen met een vijandig buurvolk, wordt de zestienjarige Leila gedwongen huis en haard te ontvluchten. Samen met haar magische kat, en op afstand aangestuurd door de elfenkoningin en een priesteres, gaat ze op weg naar het land van de elfen.
Hoewel Leila de laatste is die het beseft, is ze een uitverkoren kind, een priesteres in wording die voorbestemd is om een groot kwaad uit de wereld te bannen. Een coalitie van elfen, gnomen en trollen komt haar tegemoet om haar naar de elfenkoningin te brengen. De donkere elfen (mordels) proberen haar voor hun eigen doeleinden te gebruiken. Zelfs de primitieve gwargs voelen zich tot haar aangetrokken, al begrijpen ze niet waarom.
De Afgrond is epische high fantasy die vrij dicht bij het Tolkien-model blijft. Alle bekende elementen zijn aanwezig: de queeste, de heldin die haar eigen krachten niet kent, de mythische volken, de fellowships, het oude kwaad dat zich vooral via ondergeschikten manifesteert. Het meest opvallend eraan is hoeveel belangrijke vrouwelijke karakters er zijn. Niet alleen Leila – ook veel van de machthebbers (zowel goed als kwaad) zijn vrouwen. Dat is verfrissend, zeker in een (sub)genre waarin vrouwen nog te vaak het hulpje van en/of de beloning voor de held zijn.
Het is wel jammer dat Leila een tamelijk passief karakter is. Ze neemt zelden zelfstandig beslissingen – meestal is er iemand beschikbaar om haar te leiden of te sturen of te kidnappen. En ook de andere karakters worden sterk van bovenaf aangestuurd. De goden en andere machtige wezens zijn actief betrokken bij het gebeuren en vertellen luid en duidelijk wat de bedoeling is. Het verandert de karakters vaak in schaakstukken. Ze sluiten en verbreken allianties (en winnen of verliezen aan invloed) zoals het voor het verhaal uitkomt. Zelfs hun persoonlijkheden passen zich aan aan de plot.
De Afgrond heeft verder nogal wat technische problemen. Het perspectief ligt overal en nergens – het springt voortdurend heen en weer tussen karakters. En zeker de eerste helft van het boek zit vol uitleg en infodumps. Erger nog, Österberg herhaalt informatie vaak, soms al na een paar pagina’s. Hij is of vergeten dat hij iets al verteld heeft, of vertrouwt er niet op dat zijn lezers informatie kunnen onthouden. Verder zou je verwachten dat een thrillerschrijver weet hoe hij spanning op moet wekken. Maar Österberg vertrouwt veel te sterk op twee stilistische trucjes: de cliffhanger, en foreshadowing.
De Afgrond telt 111 hoofdstukken, waarin vijf of zes verschillende karakters of groepen worden gevolgd. En bijna ieder hoofdstuk eindigt met een cliffhanger van het type ‘hoofdpersoon dreigt op een gifslang te stappen’. Tegelijkertijd is duidelijk dat Österberg zijn karakters niet werkelijk kwaad wil doen, dus het effect gaat al snel verloren. De foreshadowingen bestaat vooral uit fictieve geschiedschrijvers die onheil voorspellen en eindeloze profetische dromen. Het is te veel van het goede – zeker in de tweede helft van het boek dreigt het verhaal te bezwijken onder alle droomscènes.
Maar voor liefhebbers van epische fantasy is het gebrek aan world building waarschijnlijk het grootste probleem. Het gevoel dat dit een echte wereld is, met een geschiedenis en verschillende culturen en een economie en seizoenen en dagelijks leven, ontbreekt. Er bestaan geen culturele (en zelfs niet veel fysieke) verschillen tussen de elfen, gnomen, trollen en mensen die met elkaar op moeten trekken. De mythische volken lijken überhaupt geen eigen cultuur te hebben – ze gedragen zich als mensen met spitsere oren of een iets beter richtingsgevoel.
De enige wezens die wat afwijken zijn de gwargs. Maar dat zijn Primitieven in de meest negatieve zin van het woord – barbaarse kannibalen die zonder problemen hun eigen baby’s slachten, die alleen het recht van de sterkste erkennen en die onderling geen enkele band hebben. Ze zijn nauwelijks intelligenter dan honden, en lijken er voornamelijk te zijn om de helden (misschien in een volgend deel) een vijand te geven die ze zonder gewetensbezwaren af kunnen slachten.
Reageer op deze recensie