Het vervolg op Jager, met dezelfde sterke en zwakke punten
Prooi is deel twee uit het tweeluik Jager & Prooi van Kim ten Tusscher. Het verhaal gaat verder waar Jager ophield. Hoofdpersoon Meaghun heeft zich gerealiseerd dat hij een wisselaar is en heeft zijn familie en zijn legereenheid verlaten. Zijn jongere broer Cighal beschouwt hem als verrader en zweert dat hij hem zal doden. Liis – Meaghuns zwangere vrouw, die aan het eind van Jager de hoofdstad was ontvlucht – trekt ondertussen naar de moerassen waar alle vluchtelingen zich verzamelen.
Jager en Prooi zijn geen losstaande delen; het is een doorlopend verhaal, en je moet Jager gelezen hebben om Prooi te kunnen begrijpen. Prooi heeft ook een aantal van dezelfde zwaktes als zijn voorganger. Er wordt nog steeds veel te veel uitgelegd hoe karakters zich voelen en wat hun motivatie is, en er is nog steeds grote afstand tussen wat de lezers en wat de karakters weten.
Meaghun zelf is in de eerste helft van Prooi grotendeels afwezig, en zonder hem is het verhaal trager en meer versnipperd. Zijn conflict – het groeiende besef dat hij zelf een van de monsters is waar hij op Jaagt, en de vraag hoe gerechtvaardigd die jacht eigenlijk is – gaat over op Cighal en Margal (Meaghuns moeder).
Ten Tusscher wil lezers zover krijgen dat ze sympathie voelen voor en meeleven met karakters die duidelijk aan de verkeerde kant van een conflict staan (Hitler-niveau verkeerd). En in een genre waar goed en kwaad zo vaak absoluut zijn is het een verademing als iemand nuances probeert aan te brengen of experimenteert met een ongewoon perspectief. Maar tegelijkertijd is ze niet in staat om de fantasyconventies los te laten. Ze wil dat haar hoofdpersonen fatsoenlijke mensen zijn, dat ze het goed bedoelen, dat ze anders gehandeld zouden hebben als ze beter geweten hadden. Om dat te verenigen met hun actieve rol in etnische zuiveringen reduceert ze hen tot slachtoffers van onbetrouwbare, godsdienstwaanzinnige adviseurs, gevangenen van hun eigen onwetendheid. Ondanks hun macht (en hun vermogen die macht vast te houden) lijken de karakters in Prooi zich in een permanente staat van hulpeloosheid en onzekerheid te bevinden:
'Ze wist niet goed wat ze moest voelen. Te veel emoties buitelden over elkaar heen. Verdriet, omdat ze deze scheiding van haar eerste liefde nooit had voorzien. Woede, omdat hij niet naar haar luisterde, en bezorgdheid om Meaghun. Maar het ergst was het besef dat nu alles veranderde. Het maakte haar doodsbang. Ze had niet geleerd om zich alleen te redden. […] Ze kon dit niet alleen.'
Ergens doen Jager en Prooi denken aan schrijvers die Lodewijk XVI en vooral Marie-Antoinette tot tragische helden willen verheffen. Ook die schrijvers leggen de nadruk op de (relatieve) hulpeloosheid van het paar, en op hoe onvoorbereid en ongeschikt ze waren voor hun rol. Maar Lodewijk en Marie-Antoinette maakten deel uit van een groot, complex systeem dat lang voor hun geboorte al bestond, en dat tot op zekere hoogte kon compenseren voor een zwakke leider. (Bovendien zorgen deze schrijvers ervoor dat ze het perspectief bij de koninklijke familie houden. Ze laten niet zien hoe de rest van de bevolking eraan toe was.)
De wereld van Prooi doet klein aan, en niet alleen omdat het bestuur en de top van het leger in handen van één enkele familie zijn. Er is iets mis met de afstanden en het tijdsverloop. Meaghun ontvlucht het leger ergens in de provincie. Cighal besluit hun moeder te vertellen dat Meaghun gesneuveld is brengt een verminkt lijk mee als bewijs. Tegen de tijd dat ze de hoofdstad bereiken, stinkt dat lichaam weliswaar een beetje, maar het is nog toonbaar genoeg om opgebaard en aangeraakt te worden. In ongeveer dezelfde tijd loopt Liis (die zwanger is van een tweeling en er met vier maanden al uitziet of ze ieder moment kan bevallen) met haar voeten vol ontstoken blaren van de hoofdstad naar het opstandige gebied. Daarbij lijkt ze een klimaatgrens overgestoken te zijn. Tot dat moment zijn de dieren Europees (wolven, vossen, paarden, raven). Maar in de buurt van de moerassen (en niet eens ver van een stad) komt ze opeens olifanten tegen, een dier waarvan ze zelfs nog nooit gehoord heeft.
Het verhaal krijgt meer vaart als Meaghun in het tweede deel van het boek weer opduikt. Maar Ten Tusscher kiest te vaak de makkelijke uitweg, en het idee is beter dan de uitwerking.
Reageer op deze recensie