Lezersrecensie
Dorst is een ware worsteling
‘Dorst’ van Marine Yuszcuk is een niet erg geslaagde mix tussen horror en diversiteitsliteratuur. Zo’n mix moet wel mogelijk zijn maar de wijze waarop de schrijfster verkozen heeft hieraan vorm te geven bereikt niet het gewenste effect. Het verhaal is namelijk niet spannend en ook niet eng. Bij vlagen zijn de wederwaardigheden boeiend maar over het geheel lijkt het verhaal nergens naar toe te leiden. Het blijft wachten op een boeiende vermenging van de twee verhaallijnen maar wanneer die komt is het boek nagenoeg uit. Veel interactie is er dan ook niet tussen de oude vampier en de hedendaagse vrouw uit de proloog wanneer zij eindelijk elkaars pad kruisen. Het lijkt vooral op een potje navelstaren door de twee ik-vertellers die een overzicht van hun verleden en heden geven.
De naamloze vampierhoofdpersoon- uit het eerste deel van het boek- komt uit Europa en leeft al eeuwenlang. Op een gegeven moment vlucht ze naar Buenos Aires, dat dan nog in wording is ( stichtingsjaar is 1580). Zij worstelt met een ondraaglijke bloeddorst maar dit komt door de emotionele afstandelijkheid van de vampier niet goed uit de verf. De ik-verteller maakt het ook niet bepaald spannend want voor haar zijn mensen over het algemeen niet veel meer dan een voedselbron of een speeltje. Zelfs haar angst voor gevangenneming bereikt de emotie van de lezer niet. Het lijkt voornamelijk een verre, wat wazige droom gecombineerd met een opsommerig reisverslag annex dagboek.
Daarnaast zijn er enkele inconsequenties in het verhaal en kent de wereldopbouw mankementen. Zo beweert de oude vampier op pagina 25 dat wanneer ze een nieuwe taal leerde, ze deze onmiddellijk begreep. Edoch een tiental pagina’s verder blijkt het toch niet zo onmiddellijk te zijn als gedacht, omdat ze daadwerkelijk moet oefenen. Ook het verhaal over de twee hoofden van haar zusters die ze jarenlang met zich meesleept door het bos en zelfs al zwervend in de stad, is nogal dubieus. Want hoe doet ze dat dan terwijl ze rondzwerft? Hoofden zijn nogal groot, dat zijn twee armen vol, je hebt geen arm meer vrij. Op een later moment heeft ze een koffer daarvoor. Ze presenteert zich tegen die tijd als een stadse dame. Maar dan komt de volgende ongerijmdheid. Ze raakt in paniek nadat ze een dame van hoge statuur heeft leeggedronken, laat de hoofden per ongeluk achter, gaat terug om ze op bloederige wijze terug te verkrijgen en besluit te vluchten per boot maar gooit voor vertrek de zo belangrijke hoofden overboord. Huh! Ten eerste is het niet duidelijk wat er zo anders is aan dit slachtoffer waar ze zo van schrikt. Is het de status van het slachtoffer of omdat het haar minnares was? En dan die tegenstrijdigheid met het dumpen van de hoofden waaraan ze zo gehecht is. De logica en een eventuele verklaring voor het ontbreken ervan is ver te zoeken.
Een ander voorbeeld van een gebrek in de wereldopbouw gaat over haar voedingsgedrag. Wanneer ze erg dorstig wordt in het zevende hoofdstuk, kan ze geen bloed drinken dat vloeit door een mes of anderszins. Het waarom wordt niet uitgelegd en dat is in dit geval wel van belang want ongeloofwaardigheid moet wel geloofwaardig gebracht worden in speculatieve fictie.
Het taalgebruik in het eerste deel is tamelijk bloemrijk en passend bij een wezen uit het verleden. De metaforen zijn niet altijd even passend en de zinnen lopen niet allemaal even lekker. Zo vergelijkt ze haar misdaden met standbeelden die nauwelijks in haar gedachten zouden blijven. Dat is vreemd aangezien standbeelden eerder iets eeuwigs betekenen, niet iets dat vervliegt. En wanneer op pagina 53 de artsen ‘aan de andere kant hun handen vol hebben” is uit de context af te leiden dat de situatie met de artsen niet op een tegenstelling duidt maar juist een versterking beoogt die de activiteiten van de vampier verhullen.
Pas tegen het einde van deel een, tijdens de verwikkelingen van de relatie met het meisje Leonora wordt het levendig en boeiend. Het kort daarna startende tweede deel dat zich een eeuw later afspeelt, lijkt in eerste instantie veelbelovend. Het taalgebruik is moderner, minder bloemrijk en minder archaïsch en heeft daardoor meer vaart. Ook thema’s als zelfmoord, een niet nader benoemde ziekte zonder enig uitzicht en het taboe van euthanasie en dood zijn actueel. Ze worden indringend en boeiend voor het voetlicht gebracht.
‘Dit was het lichaam van mijn moeder, het probeerde uit alle macht te sterven maar dat mocht niet’
Helaas gaat het overgrote deel over de dagelijkse sleur in het leven van de verteller. De vele details leiden nergens toe en geven ook geen diepgang. Ook de seksuele aspecten overtuigen niet. Het is bijvoorbeeld vreemd dat haar libido op precies het juiste moment weer tot leven komt. Dat doet geforceerd en gezocht aan en de wijze waarop het verteld wordt is op generlei wijze opwindend. Aan het slot komt aan de worsteling van de personages en de lezer een einde. Voor allen lijkt dat een opluchting te zijn.
De naamloze vampierhoofdpersoon- uit het eerste deel van het boek- komt uit Europa en leeft al eeuwenlang. Op een gegeven moment vlucht ze naar Buenos Aires, dat dan nog in wording is ( stichtingsjaar is 1580). Zij worstelt met een ondraaglijke bloeddorst maar dit komt door de emotionele afstandelijkheid van de vampier niet goed uit de verf. De ik-verteller maakt het ook niet bepaald spannend want voor haar zijn mensen over het algemeen niet veel meer dan een voedselbron of een speeltje. Zelfs haar angst voor gevangenneming bereikt de emotie van de lezer niet. Het lijkt voornamelijk een verre, wat wazige droom gecombineerd met een opsommerig reisverslag annex dagboek.
Daarnaast zijn er enkele inconsequenties in het verhaal en kent de wereldopbouw mankementen. Zo beweert de oude vampier op pagina 25 dat wanneer ze een nieuwe taal leerde, ze deze onmiddellijk begreep. Edoch een tiental pagina’s verder blijkt het toch niet zo onmiddellijk te zijn als gedacht, omdat ze daadwerkelijk moet oefenen. Ook het verhaal over de twee hoofden van haar zusters die ze jarenlang met zich meesleept door het bos en zelfs al zwervend in de stad, is nogal dubieus. Want hoe doet ze dat dan terwijl ze rondzwerft? Hoofden zijn nogal groot, dat zijn twee armen vol, je hebt geen arm meer vrij. Op een later moment heeft ze een koffer daarvoor. Ze presenteert zich tegen die tijd als een stadse dame. Maar dan komt de volgende ongerijmdheid. Ze raakt in paniek nadat ze een dame van hoge statuur heeft leeggedronken, laat de hoofden per ongeluk achter, gaat terug om ze op bloederige wijze terug te verkrijgen en besluit te vluchten per boot maar gooit voor vertrek de zo belangrijke hoofden overboord. Huh! Ten eerste is het niet duidelijk wat er zo anders is aan dit slachtoffer waar ze zo van schrikt. Is het de status van het slachtoffer of omdat het haar minnares was? En dan die tegenstrijdigheid met het dumpen van de hoofden waaraan ze zo gehecht is. De logica en een eventuele verklaring voor het ontbreken ervan is ver te zoeken.
Een ander voorbeeld van een gebrek in de wereldopbouw gaat over haar voedingsgedrag. Wanneer ze erg dorstig wordt in het zevende hoofdstuk, kan ze geen bloed drinken dat vloeit door een mes of anderszins. Het waarom wordt niet uitgelegd en dat is in dit geval wel van belang want ongeloofwaardigheid moet wel geloofwaardig gebracht worden in speculatieve fictie.
Het taalgebruik in het eerste deel is tamelijk bloemrijk en passend bij een wezen uit het verleden. De metaforen zijn niet altijd even passend en de zinnen lopen niet allemaal even lekker. Zo vergelijkt ze haar misdaden met standbeelden die nauwelijks in haar gedachten zouden blijven. Dat is vreemd aangezien standbeelden eerder iets eeuwigs betekenen, niet iets dat vervliegt. En wanneer op pagina 53 de artsen ‘aan de andere kant hun handen vol hebben” is uit de context af te leiden dat de situatie met de artsen niet op een tegenstelling duidt maar juist een versterking beoogt die de activiteiten van de vampier verhullen.
Pas tegen het einde van deel een, tijdens de verwikkelingen van de relatie met het meisje Leonora wordt het levendig en boeiend. Het kort daarna startende tweede deel dat zich een eeuw later afspeelt, lijkt in eerste instantie veelbelovend. Het taalgebruik is moderner, minder bloemrijk en minder archaïsch en heeft daardoor meer vaart. Ook thema’s als zelfmoord, een niet nader benoemde ziekte zonder enig uitzicht en het taboe van euthanasie en dood zijn actueel. Ze worden indringend en boeiend voor het voetlicht gebracht.
‘Dit was het lichaam van mijn moeder, het probeerde uit alle macht te sterven maar dat mocht niet’
Helaas gaat het overgrote deel over de dagelijkse sleur in het leven van de verteller. De vele details leiden nergens toe en geven ook geen diepgang. Ook de seksuele aspecten overtuigen niet. Het is bijvoorbeeld vreemd dat haar libido op precies het juiste moment weer tot leven komt. Dat doet geforceerd en gezocht aan en de wijze waarop het verteld wordt is op generlei wijze opwindend. Aan het slot komt aan de worsteling van de personages en de lezer een einde. Voor allen lijkt dat een opluchting te zijn.
2
Reageer op deze recensie