Lezersrecensie
Tergende dialogen en personages die nooit gaan leven
Wij zijn van diamant is een lijvig boek, maar kwantiteit staat helaas niet garant voor kwaliteit. De lezer die dit werk volledig tot zich weet te nemen, verdient een groot compliment. En een beter boek als beloning.
Boogers is ambitieus. Te ambitieus. Hij wil hoofdpersonage William zo geforceerd interessant maken, dat het tegendeel plaatsvindt. William is een 23-jarige jongen die, al dan niet door zijn studie filosofie, bij iedere scheet die hij laat, bedenkt wat Confucius daarover zou zeggen. Dit zorgt al snel voor irritatie, waardoor je niet emotioneel betrokken raakt bij een verhaal dat ongetwijfeld bedoeld is om juist die emoties op te wekken: William is zijn broer Markus verloren en het is de vraag hoe dat gebeurd is. Een dergelijke vraag is echter pas interessant wanneer de lezer dan wel William, dan wel zijn broer Markus, in het hart zou hebben gesloten. Daar krijgt men pas in het slot de mogelijkheid toe, maar dan is het leed al geschied.
Boogers' onvermogen interessante dialogen te schrijven wordt met de bladzijde schrijnender. De op zichzelf al vrij saaie hoofdfiguur William ontmoet een reeks aan personages die nimmer boeien. Een rechercheur, een baliemedewerker, een taxichauffeur... De urgentie van deze personages ontbreekt iedere keer weer en hun uitspraken boeien evenmin.
De brieven van ene mevrouw Gottstein zijn ronduit irritant te noemen en de woorden van een medepassagier volstrekt ongeloofwaardig:
'Je hoeft natuurlijk niets te zeggen. Maar hemel, je hebt me laten schrikken. Volgens mij ben je zelf ook overstuur. Het is ook niet zomaar iets. Wat een naar gezicht moet dat voor je zijn geweest. Wat een akelige toestand, zeg!'
Niet alleen Boogers zelf, maar ook zijn redacteur mag het zich aantrekken dat dit soort teksten in dit werk zijn beland.
Maar het grootste probleem schuilt in de symboliek. Die ligt er al vreselijk dik bovenop bij het aanhalen van films als Good Will hunting en Into the wild, maar Boogers meent de betekenis van zijn symbolen ook nog eens dusdanig te moeten toelichten dat er voor de lezer niets te raden overblijft. Slechts de Twin Peaks-metafoor blijft min of meer onbesproken. Echter, waar deze meesterlijke serie voortdurend zwanger is van spanning, daar blijft het verhaal van Boogers slap en inspiratieloos, het sleept zich werkelijk naar het einde.
Het is zonde, want juist de sfeer die David Lynch in Twin Peaks heeft weten neer te zetten, is een interessant gegeven om in een boek op een originele manier als achtergrond te gebruiken. De omgeving waarin de serie zich afspeelt, leent zich uitstekend voor natuurbeschrijvingen die de lezer een andere wereld insleuren, daar waar literatuur volgens de eerder aangehaalde Gertrude Gottstein nota bene voor bedoeld is. In Wij zijn van diamant blijft de lezer zich iedere seconde bewust van de bank waarop hij zit tijdens deze worsteling, die hij maar beter vroegtijdig kan beƫindigen.
Boogers is ambitieus. Te ambitieus. Hij wil hoofdpersonage William zo geforceerd interessant maken, dat het tegendeel plaatsvindt. William is een 23-jarige jongen die, al dan niet door zijn studie filosofie, bij iedere scheet die hij laat, bedenkt wat Confucius daarover zou zeggen. Dit zorgt al snel voor irritatie, waardoor je niet emotioneel betrokken raakt bij een verhaal dat ongetwijfeld bedoeld is om juist die emoties op te wekken: William is zijn broer Markus verloren en het is de vraag hoe dat gebeurd is. Een dergelijke vraag is echter pas interessant wanneer de lezer dan wel William, dan wel zijn broer Markus, in het hart zou hebben gesloten. Daar krijgt men pas in het slot de mogelijkheid toe, maar dan is het leed al geschied.
Boogers' onvermogen interessante dialogen te schrijven wordt met de bladzijde schrijnender. De op zichzelf al vrij saaie hoofdfiguur William ontmoet een reeks aan personages die nimmer boeien. Een rechercheur, een baliemedewerker, een taxichauffeur... De urgentie van deze personages ontbreekt iedere keer weer en hun uitspraken boeien evenmin.
De brieven van ene mevrouw Gottstein zijn ronduit irritant te noemen en de woorden van een medepassagier volstrekt ongeloofwaardig:
'Je hoeft natuurlijk niets te zeggen. Maar hemel, je hebt me laten schrikken. Volgens mij ben je zelf ook overstuur. Het is ook niet zomaar iets. Wat een naar gezicht moet dat voor je zijn geweest. Wat een akelige toestand, zeg!'
Niet alleen Boogers zelf, maar ook zijn redacteur mag het zich aantrekken dat dit soort teksten in dit werk zijn beland.
Maar het grootste probleem schuilt in de symboliek. Die ligt er al vreselijk dik bovenop bij het aanhalen van films als Good Will hunting en Into the wild, maar Boogers meent de betekenis van zijn symbolen ook nog eens dusdanig te moeten toelichten dat er voor de lezer niets te raden overblijft. Slechts de Twin Peaks-metafoor blijft min of meer onbesproken. Echter, waar deze meesterlijke serie voortdurend zwanger is van spanning, daar blijft het verhaal van Boogers slap en inspiratieloos, het sleept zich werkelijk naar het einde.
Het is zonde, want juist de sfeer die David Lynch in Twin Peaks heeft weten neer te zetten, is een interessant gegeven om in een boek op een originele manier als achtergrond te gebruiken. De omgeving waarin de serie zich afspeelt, leent zich uitstekend voor natuurbeschrijvingen die de lezer een andere wereld insleuren, daar waar literatuur volgens de eerder aangehaalde Gertrude Gottstein nota bene voor bedoeld is. In Wij zijn van diamant blijft de lezer zich iedere seconde bewust van de bank waarop hij zit tijdens deze worsteling, die hij maar beter vroegtijdig kan beƫindigen.
1
3
Reageer op deze recensie