Lezersrecensie
Een hartroerende, historische jeugdroman over hoe oorlog zich in je nestelt.
Met 'Ik kan nog steeds niet vliegen' won Anna Woltz (1981) in 2012 de Thea Beckmanprijs; de prijs voor het beste historische jeugdboek. De verhalen van de vader van Woltz hebben als uitgangspunt voor deze oorlogsroman gediend, hij reisde als 13-jarige na de hongerwinter naar Denemarken om aan te sterken.
Het is 1945, de oorlog is voorbij en honderden Nederlandse kinderen gaan een zomer naar Denemarken om te herstellen en de oorlog achter zich te laten.
"Zij weet zeker dat haar familie niet zonder haar kan. En daarom begrijpt ze nog steeds niet waarom mama haar op de bus naar Denemarken heeft gezet. Magere mama, die helemaal niets meer zelf kan..."
De dertienjarige Luuk en Ida komen bij elkaar op een boerderij bij een boer, boerin en hun zoon en dochter. Waar Luuk de dagen doorbrengt met genieten van het overheerlijke eten, vooral veel luieren en al snel een aardig woordje Deens spreekt, brengt Ida haar dagen mokkend door en eet ze ook niet veel. Een groter verschil kan er niet bestaan tussen de twee jongeren. De oorlog is voorbij, maar de oorlog is niet uit Luuk en Ida. De zorgeloze zomer ontaardt in rollercoaster voor de jongeren.
"Ga me niet vertellen dat je lieve vader daar ook een verhaaltje over vertelde. Mijn God, wat een saaie man moet dat zijn. Ik ken hem niet eens, en toch komt hij me zo de keel uit dat ik wou dat hij dood was."
Woltz pakt in dit boek het zware thema van de Tweede Wereldoorlog op een luchtige, maar treffende wijze aan. Hoewel de verschrikkingen niet worden gemeden, is dit boek geen zware kost maar vooral een ontroerend verhaal over de ouder-kindverhouding, hoop, vriendschap, liefde, afscheid en opgroeien naar volwassenheid.
In een doorlopend verhaal vertelt Woltz in de derde persoon per hoofdstuk afgewisseld vanuit Luuk of Ida. De korte, heldere dialogen creƫren met weinig woorden een hartroerende, geloofwaardige wereld. Een boek dat bijna niet meer weg te leggen is en het verdient om in de boekenkast van elke school te staan.
Het is 1945, de oorlog is voorbij en honderden Nederlandse kinderen gaan een zomer naar Denemarken om te herstellen en de oorlog achter zich te laten.
"Zij weet zeker dat haar familie niet zonder haar kan. En daarom begrijpt ze nog steeds niet waarom mama haar op de bus naar Denemarken heeft gezet. Magere mama, die helemaal niets meer zelf kan..."
De dertienjarige Luuk en Ida komen bij elkaar op een boerderij bij een boer, boerin en hun zoon en dochter. Waar Luuk de dagen doorbrengt met genieten van het overheerlijke eten, vooral veel luieren en al snel een aardig woordje Deens spreekt, brengt Ida haar dagen mokkend door en eet ze ook niet veel. Een groter verschil kan er niet bestaan tussen de twee jongeren. De oorlog is voorbij, maar de oorlog is niet uit Luuk en Ida. De zorgeloze zomer ontaardt in rollercoaster voor de jongeren.
"Ga me niet vertellen dat je lieve vader daar ook een verhaaltje over vertelde. Mijn God, wat een saaie man moet dat zijn. Ik ken hem niet eens, en toch komt hij me zo de keel uit dat ik wou dat hij dood was."
Woltz pakt in dit boek het zware thema van de Tweede Wereldoorlog op een luchtige, maar treffende wijze aan. Hoewel de verschrikkingen niet worden gemeden, is dit boek geen zware kost maar vooral een ontroerend verhaal over de ouder-kindverhouding, hoop, vriendschap, liefde, afscheid en opgroeien naar volwassenheid.
In een doorlopend verhaal vertelt Woltz in de derde persoon per hoofdstuk afgewisseld vanuit Luuk of Ida. De korte, heldere dialogen creƫren met weinig woorden een hartroerende, geloofwaardige wereld. Een boek dat bijna niet meer weg te leggen is en het verdient om in de boekenkast van elke school te staan.
2
Reageer op deze recensie