Verraad, intriges en moord
Dat de Griekse mythologie niet enkel voer is voor scholieren en studenten, bewijzen de vele bewerkingen die nog steeds gemaakt worden voor theater, film en literatuur. De gevierde Ierse auteur Colm Tóibín (1955) voegt daar met House of Names zijn eigen versie van het drama rond Klytaimnestra en Agamemnon aan toe. Het resultaat is een aangrijpende, tijdloze vertelling over het verlies van onschuld, over de gevolgen van wantrouwen en over machtswellust. Door de ingenieus uitgewerkte intriges lijkt het geheel de literaire neerslag te zijn van de televisieserie House of Cards. De verwijzing naar dit politieke drama gaat in de Nederlandse vertaling van de titel verloren, maar voor het overige levert Anneke Bok een hoogstaande vertaling af die zowel de kracht van de Griekse mythes als de heldere stijl van Tóibín accentueert.
Het verhaal begint wanneer koning Agamemnon zijn dochter Iphigenia offert om de goden gunstig te stemmen voor zijn strijd. Door Tóibíns toegankelijke schrijfstijl en creatieve invulling van de mythes is er geen achtergrondkennis vereist. Alles wat je moet weten wordt in het eerste hoofdstuk door Klytaimnestra vertelt:
“Haar stervenskreten maakten plaats voor stilte en intriges toen Agamemnon, haar vader, terugkeerde en ik hem in de waan bracht dat ik zou afzien van wraak.”
Het verloop van het verhaal spreekt voor zich, de spanningsboog moet bijgevolg op een andere manier dan door pure plotontwikkeling gecreëerd worden. Tóibín houdt de aandacht van de lezer vast door sublieme karaktertekeningen. De diverse personages ontgroeien hun mythische vormen en worden hedendaagse mensen van vlees en bloed.
Klytaimnestra’s verdriet over het verlies van haar dochter is allesoverheersend en vernietigt haar geloof in de goden. Het gebruik van de ik-vorm zorgt ervoor dat je meevoelt met haar pijn, ook wanneer ze moorden beraamt of geliefden misleidt. In een volgend hoofdstuk krijg je echter het perspectief van haar andere dochter, Elektra, ook in de eerste persoon voorgeschoteld. Ze is nog maar een tiener wanneer haar zus geofferd en haar broer, Orestes, ontvoerd wordt. Bovendien ziet ze haar moeder veranderen in een bittere vrouw die haar dochter maar één raad weet mee te geven:
“En wat ik van je vader heb geleerd en wat ook jij moet leren is dat een vertrouwde vriend degene is die je het minst kunt vertrouwen. Voor elke bondgenoot heb ik een schaduwbondgenoot, en zelfs dan heb ik nog andere spionnen, die alles in de gaten houden en allemaal verslag uitbrengen. Zo behouden we de macht, door nooit iemand te vertrouwen.”
Waar je als lezer een ogenblik voordien nog begrip kon opbrengen voor het rouwproces van Klytaimnestra, zie je haar nu door de ogen van Elektra als een vrouw “vervuld van een duivels verlangen naar moord”, een vrouw die niet in staat is haar dochter de steun te geven die ze zo hard nodig heeft.
Als twee tegengestelden bepleiten Klytaimnestra en Elektra hun recht op verdriet en wraak, elk met hun eigen waarheden. De woede van beide vrouwen is bijna tastbaar beschreven en houdt je in hun greep. Tussen hen in staat Orestes, die eveneens getekend is door de moorden op zijn zus en vader, maar daadkracht mist. De hoofdstukken over Orestes leveren een bijna sprookjesachtige novelle op over de ontwikkeling van een jongen die een speelbal van zijn omgeving wordt. Dat zijn verhaal als enige in derde persoon verteld wordt benadrukt die positie en vormt een welkom tegenwicht tegen de kracht van de vrouwen.
Ondanks de hardheid van het verhaal, creëert Tóibín personages die allesbehalve harteloos zijn. Net omdat geen menselijke gevoelens hun vreemd zijn, komt het verhaal dicht bij de lezer. Als climax houdt de auteur ten slotte een spiegel voor:
“Aan de goden hebben we niets meer. Hun tijd is voorbij.”
Het is aan de mens om een leefbare wereld op te bouwen, of om die te laten domineren door verraad en machtswellust.
Reageer op deze recensie