Griezelen aan het kampvuur
In Het zijden huis voegt Kayte Nunn de verhalen van drie vrouwen samen tot een griezelsessie over oude huizen, geesten en hekserij. De Britse setting is perfect gekozen en zorgt samen met de afwisseling tussen twee tijdlijnen voor onverwachte wendingen die de lezer tot op het einde verrassen. De Nederlandse vertaling is verzorgd door Marga Blankestijn.
Wanneer verschillende tijdlijnen evenwichtig verdeeld zijn levert dat een fijn ritme op. Anderzijds kan het verhaal te voorspelbaar worden omdat de lezer over informatie beschikt die de personages uit de andere tijden niet hebben. Nunn omzeilt deze valkuil door de tijdlijnen niet zozeer naast elkaar te plaatsen, maar het achttiende-eeuws verhaal te gebruiken als ondersteuning voor de hedendaagse hoofdplot. De vroegere gebeurtenissen geven bijna niets prijs over de acties in het heden, maar vormen wel een stevig fundament voor de griezelige sfeer van het gehele verhaal.
De roman begint in een Brits internaat waar traditie, privilege en geld elkaar raken; een type school die erg herkenbaar is uit films en literatuur en waarvan je als lezer meteen weet wat je kan verwachten. Thea gaat er van start als leerkracht geschiedenis en moet erg wennen aan de ontelbare geschreven en ongeschreven regels. Voor het eerst in 150 jaar worden vrouwelijke leerlingen toegelaten, al worden ze samen met Thea gehuisvest op een afstandje van het jongensinternaat. Ze komen terecht in een oud gebouw dat om onbekende redenen al vaak van eigenaar is gewisseld. De vreemde dingen die Thea opmerkt, nemen alleen maar toe wanneer ze in de geschiedenis van het huis duikt. De auteur wekt meteen een raadselachtige stemming op, al strooit ze wel erg kwistig met clichés: ijl gezang, krakende vloeren, schimmen in de mist, voorwerpen die zich mysterieus verplaatsen, een vreemde oude portier, schijnbaar perfecte leerlingen…
Zo stereotiep als de hedendaagse gebeurtenissen lijken te worden, zo verrassend is het plot dat zich in 1768 afspeelt. Ten eerste tovert Nunn niet één, maar twee verhalen tevoorschijn. De meest gelaagde verhaallijn is die waarin Rowan als dienstmeisje aan de slag gaat bij een zijdehandelaar die er een sport van maakt om regels te omzeilen. Met haar spierwitte haren en door littekens getekende gezicht, roept Rowan angst bij mensen op. Haar interesse in geneeskundige planten en kruiden maakt haar nog verdachter, al blijft ze een zeer menselijk en geloofwaardig personage. De omgeving en omstandigheden waarin ze werkt worden grondig beschreven, en maken de sfeer van een gothic novel helemaal af.
Het tweede historische personage, Mary, wil als patroonontwerpster geld verdienen in de zijde-industrie, maar als vrouw wordt ze niet op waarde geschat. Wanneer ze eindelijk de kans krijgt om haar patronen te laten weven, heeft dat niet enkel voor haarzelf dramatische gevolgen. Nunns beeldend taalgebruik is bij de beschrijving van de stoffen en patronen een enorme meerwaarde, al gaat dat ten koste van de uitwerking van Mary’s personage.
Hoe de verhalen van Mary en Rowan verband met elkaar houden, en ten slotte samenvloeien met Thea’s leven is op een fijne manier raadselachtig. Bovendien zetten de vele nevenplots de lezer vaak op het verkeerde been, wat de spanningsboog voortdurend hoog houdt. Wat Thea zich verbeeld heeft en welke geluiden en schimmen ze echt waargenomen heeft, weet je pas helemaal op het einde.
Het zijden huis is technisch goed geschreven, al had een grondigere uitwerking van de personages het boek meer diepgang gegeven. De opbouw zorgt voor een verslavend doorleeseffect, en de schrijfstijl van Kayte Nunn leent zich perfect voor de mysterieuze sfeerschepping. Hou je van de typische griezelverhalen die aan een kampvuur verteld worden, dan moet je deze roman onmiddellijk lezen.
Reageer op deze recensie