Afdalen in de ultieme duisternis
Wat zou jij doen met een jaar van rust en kalmte? Zie je een jaar voor je waarin je tijd krijgt om de dingen te doen die je het liefste doet, om na te denken en knopen door te hakken? Stel je je een jaar voor waaruit je herboren ontwaakt, met nieuwe energie? Of herinnert de titel je vooral aan de vele romans die al geschreven zijn over personages die op de rand van een burn-out hun dagdagelijkse realiteit proberen te ontvluchten? Ottessa Moshfegh (1981) maakt komaf met alle verwachtingen die de titel van haar roman kunnen oproepen en schrijft een verontrustend boek over een jonge vrouw die rust en kalmte wel erg letterlijk neemt.
Moshfegh wint nergens doekjes om en spaart de lezer niet. Je wordt meteen midden in het vreemde leven van het naamloze hoofdpersonage gegooid:
“Telkens als ik wakker werd, overdag of ’s nachts, schuifelde ik door de lichte marmeren centrale hal van mijn flat naar de hoek van de straat waar een buurtwinkel was die nooit dichtging. Daar kocht ik twee grote bekers koffie met melk en zes suikerklontjes; de eerste klokte ik in de lift naar mijn verdieping naar binnen, en de tweede dronk ik langzaam op terwijl ik naar een film keek en dierenkoekjes at en Trazodon en Abmien en Nembutal innam tot ik weer in slaap viel.”
Wat volgt is een waterval aan pillen die door elkaar worden ingeslikt. De gevolgen variëren, maar het doel is identiek: slapen, slapen, slapen. De rust waarnaar gestreefd wordt heeft niets te maken met tot zichzelf komen, of leuke dingen doen. Wel integendeel: “Ik hield me verre van alles wat mijn verstand zou prikkelen of me jaloers of bezorgd zou maken. Ik keek niet op of om.” Haar ideaal wordt om een jaar lang letterlijk slapend door te brengen, volledig gerust gelaten door alles en iedereen. Geen gemakkelijke opgave, zo blijkt.
Wat opvalt is de doeltreffendheid waarmee Moshfegh een onsympathiek, maar intrigerend hoofdpersonage ontwikkelt. De ik-figuur is een mooie twintiger die geld genoeg heeft om alles te kopen en om te leven hoe ze wil. Ze kiest er bewust voor om niets te doen. Daarbij wordt ze geholpen door een bizarre psychiater die haar medicijnverslaving tot nieuwe hoogtes brengt – passages die een duistere humor bevatten die waarschijnlijk niet door alle lezers gesmaakt zullen worden. Door de verslaving is het op geen enkele manier duidelijk wat echt is en wat ingebeeld, een verwarring die Moshfegh door de schrijfstijl en structuur verder in de hand werkt.
Het hoofdpersonage daalt steeds verder af in haar lethargie en het verhaal lijkt louter in cirkels te draaien. Op het eerste zicht zit er dan ook weinig ontwikkeling in de plot, maar net uit de opbouw van de roman blijkt de vakkennis van de auteur. Het hoofdpersonage wordt te pas en vooral te onpas in haar slaappogingen onderbroken door haar beste vriendin, een jaloerse, aan alcohol verslaafde oppervlakkige vrouw die tevergeefs pogingen doet om de ik-figuur tot beweging te dwingen. Hun relatie markeert de tijd die verloopt en geeft de lezer ook inzicht in het verleden.
De gebeurtenissen zijn al even dramatisch, vreemd en afstotend als de personages. Toch is het de auteur niet louter om het choqueren te doen. Door ook ontroering in de verhaallijnen te brengen, ontstaat er verbinding die de lezer tot nadenken stemt. Dat er tot de allerlaatste zin doorgelezen moet worden om een algemeen beeld te krijgen, bewijst hoe ondanks de neerwaartse spiraal toch een zekere spanning wordt opgebouwd.
Met Mijn jaar van rust en kalmte schrijft Ottessa Moshfegh een roman die de lezer op de proef stelt en dwingt om verwachtingen bij te stellen. Wie daarin kan meegaan, krijgt een sterk staaltje schrijverschap voorgeschoteld.
Reageer op deze recensie