Trefzekere novelle met de inhoud van een vuistdikke roman
De 70-jarige Ellinor blijft na de plotse dood van haar tweede man verdoofd, maar niet moedeloos achter. Ze beseft ten volle dat ze de mensen die haar tijdens haar leven het meest hebben beïnvloed kwijt is; haar moeder, haar beste vriendin Anna, haar eerste grote liefde Georg en nu ook Henning. Zonder zichzelf te sparen blikt ze terug op haar verleden, haar keuzes, haar verliefdheden en vriendschappen. Om haar gedachten te ordenen richt ze zich tot Anna: “Je moet het goedvinden dat ik dat beeld hier neerzet, Anna. Je moet er samen met mij naar kijken, je mag je ogen niet neerslaan. Het ergste was dat ik jou kwijtraakte, maar het op een na ergste was dat je nooit de kans hebt gekregen om mij om vergeving te vragen. Je hoort niet wat ik zeg, dat is het ergste. Je herinnert je niets, je bestaat niet. Ik praat alleen maar tegen je om iets anders te kunnen zijn, om meer te kunnen zijn dan een verzameling feiten en hun volgorde.” Dat ze daarbij kiest voor een directe aanpak blijkt uit de allereerste zin: “Nu is jouw man ook dood, Anna. Jouw man. Onze man.”
Na een ski-ongeluk waarbij Anna en Georg overlijden, groeien Ellinor en Anna’s man, Henning naar elkaar toe. Ellinor trekt bij Henning en de zevenjarige tweeling in en leeft een tamelijk gelukkig leven. Nu ze er veertig jaar later helemaal alleen voor staat, laat ze zichzelf voor het eerst toe om de gebeurtenissen uit het verleden te verwerken, om spijt uit de drukken en boos te worden, om het meisje in zichzelf opnieuw een stem te geven.
Ze vertrekt vanuit de vraag die iedereen zich wel eens heeft gesteld; waar zou ik staan als een bepaalde gebeurtenis anders was verlopen? Jens Christian Grøndahl (1959) weet haar vertwijfeling perfect gedoseerd te beschrijven. Elke zin doet er toe en klopt in het geheel. De poëtische, ingetogen stijl geeft haar verdriet extra diepte, de ironie zorgt voor scherpe weerhaakjes. Net omdat het melodramatische vermeden wordt, klinkt Ellinors stem ook krachtig in haar meest moeilijke momenten: “Het komt wanneer ik het het minst verwacht. Als mensen denken dat ik in de rouw ben, is dat al een mooiere voorstelling van zaken. De rouw is in mij. Het is een vormeloze klomp die onstuitbaar groeit. Die me vult en mijn lichaam verdringt totdat ik naar adem moet happen.”
De strijd met haar demonen verloopt met vallen en opstaan, en ze komt tot de slotsom dat er wezenlijk niets is veranderd. Wat op een bepaald moment een mijlpaal lijkt, doet er in de loop van een heel mensenleven amper nog toe: “Dat zijn allemaal gewoon dingen die voorbijkomen. Je wordt geduwd en getrokken, soms verdrukt, en je kunt uit koers worden geslagen, maar vanbinnen ben je nog steeds dezelfde. Je wordt ouder en de stad is veranderd, maar het zijn dezelfde ogen en dezelfde straten.” Vanbinnen is Ellinor nog steeds dezelfde vrouw die vaak onzeker is, maar desondanks haar eigen weg durft te gaan, tegen de stroom van verwachtingen in, soms kil en hard, soms vol mededogen. Grøndahl is een scherpzinnig observator die empathisch, maar beslist niet mild een hoofdpersonage van vlees en bloed neerzet.
Vaak ben ik gelukkig is een dun boekje, maar dat betekent niet dat je er in een paar uur doorheen kan racen. De opbouw en zinsconstructies dwingen tot herlezen en meebeleven. De zinnen zijn doordacht en staan precies op de juiste plaats om hun effect niet te missen. Grøndahl toont zijn absolute meesterschap door reeds gebruikte omschrijvingen in latere scènes samen te voegen tot volkomen unieke beelden die het woordeloze perfect vertalen en de lezer stil achterlaten.
Reageer op deze recensie