De eenzaamheid van de lezer
Na meer dan vijftig afwijzingen slaagde David Markson er in 1988 in een uitgever te vinden die zijn roman Wittgensteins minnares wilde publiceren. Het boek kreeg een groep fanatieke aanhangers, maar werkt het experimentele proza dertig jaar later nog steeds? Vertalers Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes geven alvast het beste van zichzelf. Geen eenvoudige taak in een roman waarin alles om taal draait.
Het uitgangspunt lijkt nochtans duidelijk. Na de wereld rondgereisd te hebben, gaat Kate ervan uit dat ze de laatste persoon op aarde is. Op een typmachine probeert ze haar ideeën en herinneringen te rangschikken. Helemaal op zichzelf aangewezen, heeft ze geen vat meer op de tijd en buitelen de herinneringen over elkaar heen. Ze vermoedt dat ze rond de vijftig is, een gedachte die steeds opnieuw ter sprake komt en aantoont hoe gebrekkig haar geheugen werkt.
De chronologie in Wittgensteins minnares is helemaal zoek, wat haar onbetrouwbaarheid als verteller nog groter maakt. Wat Kate schrijft is letterlijk een langgerekte stroom van gedachten die door associatie in elkaar voortvloeien. Het levert interessante passsages op, maar soms verveelt het ook – omdat de ideeën nooit werkelijk ergens heen gaan, of tot een afgeronde conclusie komen.
‘Toen ik al begonnen was met schrijven over Achilles, begon ik halverwege de zin in plaats daarvan aan een kat te denken.
De kat waaraan ik in plaats daarvan begon te denken was de kat buiten bij de gebroken ruit in de kamer hiernaast, waar de tape regelmatig tegen krabt als er een briesje staat.
Waarmee ik wil zeggen dat ik feitelijk ook niet aan een kat dacht, omdat er geen kat is behalve dan dat het geluid van het krabben me eraan doet denken.
Zoals er ook geen munten lagen op de vloer van Rembrandts atelier, behalve dan dat de configuratie van de verf Rembrandt eraan deed denken.
Net zoals er niet iemand bij het raam stond, of staat, op het schilderij van dit huis.’
Vormelijk loopt alles eveneens in elkaar over. De zinnen worden aan elkaar geregen zonder paragrafen of hoofdstukken. Het gebrek aan witruimte maakt dat er geen natuurlijke pauze in het lezen is. De lezer zelf moet beslissen wanneer de doorlopende tekst onderbroken wordt voor een rustmoment.
De verwijzingen naar kunstenaars en filosofen lijken dubbele betekenissen te bevatten, die moeilijk te kraken zijn. In het nawoord schrijft Lieke Marsman dat Markson alle conventies van wat een boek is, overboord gooit. Deze opmerking kon misschien beter als voorwoord opgenomen zijn, als waarschuwing voor lezers die tien pagina’s ver al niet meer weten waar ze aan begonnen zijn. Voor lezers die zich graag in puzzels en experimenten vastbijten, is dit boek dan wel weer een ware speeltuin.
Wittgensteins minnares roept frustratie op, omdat de eigen interpretatie nooit kan volstaan. Het is beter om de roman samen met anderen te lezen, elkaars blinde vlekken aan te vullen en zowel de vorm als de inhoud vanuit verschillende invalshoeken te bespreken. Enkel zo kan de eenzaamheid van de lezer bestreden worden.
Reageer op deze recensie