Lezersrecensie
Kritische kanttekeningen bij sociaal beleid, prikkelend en met de nodige (zelf)spot opgeschreven
Het voorwoord van Pieter Hillhorst maakt meteen duidelijk waar dit boek over gaat: een selectie columns uit de periode 1987-2024 voor het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken. Rode draad: beleidsmakers en sociaal werkers, erken Burgerkracht en maak hier op een goede manier gebruik van. Dat is niet hetzelfde als vraaggestuurd werken en “op je handen zitten”, maar betekent luisteren, faciliteren en Samen werken.
In het boek klinkt voortdurend de kritische en soms wat spottende stem van Jos van der Lans door. De auteur toont helder aan hoe leefbaarheidsproblemen samenhangen met zich terug trekkende professionals of professionals die geen rugdekking krijgen. Hij is wars van systeemdenken. Voorbeelden zijn het kinderopvangtoeslag schandaal, het jarenlang negeren van de gevaren van de gaswinning in Groningen, en beleidsnota’s die wel een beschrijving geven van een probleemveld en vol staan met data, grafieken en tabellen, maar niet resulteren in concrete plannen.
Als tegenhanger van systeemdenken pleit Van der Lans voor zogenoemde Eigen Kracht conferenties, bijvoorbeeld waarbij ouders, familie, vrienden en buren een plan maken om voor iedereen een veilige omgeving te creëren en zo uithuisplaatsingen te voorkomen. Burgerkracht, waarbij buurtbewoners samen het heft in eigen hand nemen. Het is in dit verband wel frustrerend dat burgerkracht vaak gepaard gaat met een gebrek aan burgermacht.
Andere mikpunten van kritiek zijn marktwerking en openbaar aanbesteden, en de “transparantieterreur”, die geen cijfers oplevert die professionals en hun cliënten helpen, maar vooral bedoeld is om de controle door managers en de politiek aan te scherpen. Zijn column over “Sociaal gewenst tijdschrijven” is de sectoren zorg en welzijn illustreert hoever we hierin zijn doorgeslagen. De ironie van zijn stukken druipt er van af, maar wordt soms totaal niet begrepen. De resultaten zijn navenant. Een management statement als “” Voor een sterke concurrentiepositie is massa nodig” staat vaak haaks op waar het inhoudelijk om gaat en heeft in de besproken casus zelfs tot een faillissement geleid.
Zo gaat het dit hele boek door, van de MageBanenMarkt in Amsterdam en de zogenoemde vermaatschappelijking van de psychiatrie tot wensdenken, manipuleren van keukentafelgesprekken, de participatiesamenleving, de neoliberale droom, en grensoverschrijdend gedrag van leidinggevende ambtenaren, vrijwel niets lijkt aan de kritische pen van Van der Lans te kunnen ontsnappen.
Met een knipoog naar de column “De verleuking van Nederland” kun je dit boek typeren als best wel een leuk boekje. Je ziet de schrijver bijna voor je als hij zich kwaad maakt over wat volgens hem niet deugt en driftig op zijn laptop begint te tikken. Wat het extra leuk maakt is de zelfspot die er in door klinkt. De auteur toont zich een relationeel en sociaal betrokken mens, met een heilig geloof in SAMEN. Mensen hebben elkaar nodig om te floreren. Dit vraagt om samenwerking tussen beleidsmakers, professionals en de mensen om wie het gaat, wederzijds respect, vertrouwen, en erkenning van elkaars kennis, talenten en ervaring. Het is soms alsof ik mezelf hoor praten.
Er zit ook iets treurigs in het boek. Volgens het voorwoord wordt Van der Lans goed gelezen en worden zijn inzichten regelmatig geciteerd door beleidmakers, maar in de praktijk weinig toegepast. De kritische kanttekeningen bij thema’s zoals marktwerking, controlezucht, de transparantieterreur, ze zijn inderdaad nog steeds actueel en niet opgelost. Met een variant op een roepende in de woestijn zou je de auteur een schrijvende in een wereld van blinden kunnen noemen. Het lijkt er op dat we maar moeizaam leren en niet optimaliseren, maar geregeld het kind met het badwater weggooien, om vervolgens te ontdekken dat vers badwater niet altijd brengt wat we er van verwachten en wel het kind kwijt zijn.
Het is jammer dat de bundel columns een epiloog ontbeert. Met zoveel levenswijsheid, opgedaan in talloze bijeenkomsten en gesprekken met professionals en zorgvragers, ben ik benieuwd hoe Van der Lans op al zijn actieve jaren terug kijkt en welke adviezen en overdenkingen hij voor alle betrokkenen, pardon, stakeholders, anno nu zou hebben.
Maar laat ik stoppen, want anders wordt deze reflectie zelf een column, en het schrijven hiervan laat ik liever aan Jos van der Lans over. Of zo nodig aan Van der Lans 2.0.
In het boek klinkt voortdurend de kritische en soms wat spottende stem van Jos van der Lans door. De auteur toont helder aan hoe leefbaarheidsproblemen samenhangen met zich terug trekkende professionals of professionals die geen rugdekking krijgen. Hij is wars van systeemdenken. Voorbeelden zijn het kinderopvangtoeslag schandaal, het jarenlang negeren van de gevaren van de gaswinning in Groningen, en beleidsnota’s die wel een beschrijving geven van een probleemveld en vol staan met data, grafieken en tabellen, maar niet resulteren in concrete plannen.
Als tegenhanger van systeemdenken pleit Van der Lans voor zogenoemde Eigen Kracht conferenties, bijvoorbeeld waarbij ouders, familie, vrienden en buren een plan maken om voor iedereen een veilige omgeving te creëren en zo uithuisplaatsingen te voorkomen. Burgerkracht, waarbij buurtbewoners samen het heft in eigen hand nemen. Het is in dit verband wel frustrerend dat burgerkracht vaak gepaard gaat met een gebrek aan burgermacht.
Andere mikpunten van kritiek zijn marktwerking en openbaar aanbesteden, en de “transparantieterreur”, die geen cijfers oplevert die professionals en hun cliënten helpen, maar vooral bedoeld is om de controle door managers en de politiek aan te scherpen. Zijn column over “Sociaal gewenst tijdschrijven” is de sectoren zorg en welzijn illustreert hoever we hierin zijn doorgeslagen. De ironie van zijn stukken druipt er van af, maar wordt soms totaal niet begrepen. De resultaten zijn navenant. Een management statement als “” Voor een sterke concurrentiepositie is massa nodig” staat vaak haaks op waar het inhoudelijk om gaat en heeft in de besproken casus zelfs tot een faillissement geleid.
Zo gaat het dit hele boek door, van de MageBanenMarkt in Amsterdam en de zogenoemde vermaatschappelijking van de psychiatrie tot wensdenken, manipuleren van keukentafelgesprekken, de participatiesamenleving, de neoliberale droom, en grensoverschrijdend gedrag van leidinggevende ambtenaren, vrijwel niets lijkt aan de kritische pen van Van der Lans te kunnen ontsnappen.
Met een knipoog naar de column “De verleuking van Nederland” kun je dit boek typeren als best wel een leuk boekje. Je ziet de schrijver bijna voor je als hij zich kwaad maakt over wat volgens hem niet deugt en driftig op zijn laptop begint te tikken. Wat het extra leuk maakt is de zelfspot die er in door klinkt. De auteur toont zich een relationeel en sociaal betrokken mens, met een heilig geloof in SAMEN. Mensen hebben elkaar nodig om te floreren. Dit vraagt om samenwerking tussen beleidsmakers, professionals en de mensen om wie het gaat, wederzijds respect, vertrouwen, en erkenning van elkaars kennis, talenten en ervaring. Het is soms alsof ik mezelf hoor praten.
Er zit ook iets treurigs in het boek. Volgens het voorwoord wordt Van der Lans goed gelezen en worden zijn inzichten regelmatig geciteerd door beleidmakers, maar in de praktijk weinig toegepast. De kritische kanttekeningen bij thema’s zoals marktwerking, controlezucht, de transparantieterreur, ze zijn inderdaad nog steeds actueel en niet opgelost. Met een variant op een roepende in de woestijn zou je de auteur een schrijvende in een wereld van blinden kunnen noemen. Het lijkt er op dat we maar moeizaam leren en niet optimaliseren, maar geregeld het kind met het badwater weggooien, om vervolgens te ontdekken dat vers badwater niet altijd brengt wat we er van verwachten en wel het kind kwijt zijn.
Het is jammer dat de bundel columns een epiloog ontbeert. Met zoveel levenswijsheid, opgedaan in talloze bijeenkomsten en gesprekken met professionals en zorgvragers, ben ik benieuwd hoe Van der Lans op al zijn actieve jaren terug kijkt en welke adviezen en overdenkingen hij voor alle betrokkenen, pardon, stakeholders, anno nu zou hebben.
Maar laat ik stoppen, want anders wordt deze reflectie zelf een column, en het schrijven hiervan laat ik liever aan Jos van der Lans over. Of zo nodig aan Van der Lans 2.0.
1
Reageer op deze recensie