Lezersrecensie
Prachtig maar ook verwarrend
Rumi was een dichter, denker en mysticus. Hij is geboren in Balchie, Perzië, en leefde van 1207 tot 1273. Zijn vader was een bedreven redenaar, geleerde, en mysticus. Rumi heeft wereldwijd naam gemaakt met zijn poëzie, maar zijn leven ging niet bepaald over rozen. Dit drieluik begint met een novelle over het vertrek van Rumi uit het oude Perzië, op de vlucht voor de meedogenloze Dzjengis Khan en zijn Mongoolse leger. Een ingrijpende gebeurtenis in het leven van Rumi was zijn ontmoeting met Shams van Abriz. Deel 2 presenteert 92 gedichten van Rumi. Het afsluitende derde deel bevat 53 verhalen die Rumi in zijn werk heeft opgenomen. Met dit boek krijgt de lezer een goed beeld van het leven van Rumi, wat hem bezig hield, de overweldigende invloed van Shams van Abriz op zijn persoonlijke leven en spirituele ontwikkeling, en hoe hij in Konya in Turkije is terecht gekomen en daar ook is gestorven.
De novelle laat zien hoe als gevolg van de vlucht voor Dzangis Khan het gezin uit elkaar viel. Nadat Rumi’s moeder vooruit was gestuurd naar een veiliger plek, verbleven Rumi en zijn vader telkens voor korte of langere tijd bij allerlei wijzen, vaak oude mensen en steevast omschreven als grote geleerden en mystici. In de loop der jaren ontwikkelde Rumi zich steeds meer tot een geleerde en geestelijk leraar. In het hoofdstuk over hun verblijf in Mekka komt voor het eerst iets van de titel van het boek terug. Rumi dicht hierin dat God niet in de Kaaba is te vinden, maar in jezelf: Jij bent de weg! Jij bent het huis! Jij bent de Kaaba! En jij bent Degene van wie je een spoor zoekt!
Rumi’s vader stierf toen hij 24 jaar oud was. Hij werd vanaf dat moment Molana genoemd en tot opvolger van zijn vader bestempeld. Rumi was echter niet gelukkig met zijn leven. De ontmoeting met Shams van Abriz veranderde zijn leven ingrijpend. Shams was een denker en dwarsligger en een rebel, die op zoek was naar God. Bij hun eerste ontmoeting maakte Shams een verpletterende indruk op Rumi. Hij trok zich dagenlang met hem terug op zijn kamer. Rumi gooide veel van zijn kennis uit boeken overboord en raakte meermalen in extase. De innige verbondenheid tussen Shams en Rumi riep veel weerstand op. Dit werd nog verergerd toen Shams zijn hart verloor aan Kimia, de jonge dochter van Rumi, en met haar trouwde. Deel 1 eindigt met een korte impressie van de verdere levensloop van de personages.
De gedichten zijn voor een groot deel gewijd aan de liefde van Rumi voor Shams en zijn heimwee en verlangen naar hem na diens vertrek. Veel van Rumi’s duizenden gedichten verwoorden de pijn, het verdriet, het verlangen en het gemis van de mensheid. Er klinkt vaak een zoektocht in door, naar waar we vandaan komen, wat de bedoeling van alles is, en waarom we dit niet begrijpen. In “Wie is in mij die door mijn mond spreekt” schrijft Rumi: “Mijn ziel komt uit de hoogste hoogten. En ik ga terug daarnaartoe.” Gedicht 26 is een variant op de titel van dit boek. “Wie je zoekt, zoekt jou. Je vindt je ware. Want! Terwijl je naar haar zoekt, zoekt ze naar jou”. Omdat het hier om poëzie gaat, valt er niet veel meer over te zeggen. Gedichten moet je lezen, niet bespreken.
De verhalen die Rumi in zijn eigen werk heeft opgenomen hebben meerdere lagen, waarin steevast wijsheid ligt opgesloten. In “De matroos en de sterrenkundige” beschimpt de sterrenkundige de matroos omdat hij zo weinig van de sterren weet. Dan breekt er een storm los en valt de sterrenkundige overboord. Hij blijkt niet te kunnen zwemmen en wordt gered door de schipper… Een bekend verhaal is dat van een arme man uit Bagdad, Ibrahim, die droomt dat er een schat begraven ligt in Cairo. Na een lange en vermoeiende reis naar Egypte ontmoet hij in Cairo een man, die gedroomd heeft dat er een schat begraven ligt in de tuin van Ibrahim in Bagdad. Een mooie metafoor voor de boodschap: zoek de schat in jezelf.
Het verhaal over Rumi is prachtig opgeschreven. Heel knap voor een auteur die het Nederlands niet van huis uit heeft meegekregen. Kader Abdolah is een echte verhalenverteller. Mooi ook hoe in de novelle het eind van ieder hoofdstuk voorbode is van het volgende hoofdstuk en de verschillende hoofdstukken daardoor vloeiend in elkaar overlopen. De gedichten van Rumi zijn eveneens prachtig. Hij valt wel in herhaling. Herhaling van woorden binnen de gedichten geeft de boodschap extra kracht en lading. Maar in de opeenvolging aan gedichten wordt wel héél vaak Rumi’s liefde voor en verlangen naar Shams bezongen. Wat deze liefde zo intens maakt, wordt in het boek niet duidelijk. Gaat het om mannenliefde, niet ongebruikelijk in het Perzië van die tijd? Of om een geestelijke liefde, die het aardse leven overstijgt? Unio Mystica, mystieke eenwording met God? Een ander boek over Rumi en Shams, “Liefde kent veertig regels”, van de Turkse schrijfster Elif Shatak, laat er geen misverstand over bestaan: de liefde is gebaseerd op een diepgaande spirituele verbinding. Beide boeken vullen elkaar goed aan.
Wat het levensverhaal van Rumi verwarrend maakt is, is dat Rumi wereldwijd geprezen wordt als een groot mysticus en dichter, maar jarenlang zijn vrouw en kinderen heeft verwaarloosd. Dat mensen zich tegen Shams keerden en hij vermoedelijk is vermoord door de oudste zoon van Rumi, is een mooi gegeven voor een meeslepende opera, maar roept de vraag op, hoe een wereldwijd gerespecteerd dichter en mysticus op het aardse vlak voorbij kan gaan aan zijn verantwoordelijkheid als echtgenoot en vader. Hier gaat mystiek over in een mysterie.
De novelle laat zien hoe als gevolg van de vlucht voor Dzangis Khan het gezin uit elkaar viel. Nadat Rumi’s moeder vooruit was gestuurd naar een veiliger plek, verbleven Rumi en zijn vader telkens voor korte of langere tijd bij allerlei wijzen, vaak oude mensen en steevast omschreven als grote geleerden en mystici. In de loop der jaren ontwikkelde Rumi zich steeds meer tot een geleerde en geestelijk leraar. In het hoofdstuk over hun verblijf in Mekka komt voor het eerst iets van de titel van het boek terug. Rumi dicht hierin dat God niet in de Kaaba is te vinden, maar in jezelf: Jij bent de weg! Jij bent het huis! Jij bent de Kaaba! En jij bent Degene van wie je een spoor zoekt!
Rumi’s vader stierf toen hij 24 jaar oud was. Hij werd vanaf dat moment Molana genoemd en tot opvolger van zijn vader bestempeld. Rumi was echter niet gelukkig met zijn leven. De ontmoeting met Shams van Abriz veranderde zijn leven ingrijpend. Shams was een denker en dwarsligger en een rebel, die op zoek was naar God. Bij hun eerste ontmoeting maakte Shams een verpletterende indruk op Rumi. Hij trok zich dagenlang met hem terug op zijn kamer. Rumi gooide veel van zijn kennis uit boeken overboord en raakte meermalen in extase. De innige verbondenheid tussen Shams en Rumi riep veel weerstand op. Dit werd nog verergerd toen Shams zijn hart verloor aan Kimia, de jonge dochter van Rumi, en met haar trouwde. Deel 1 eindigt met een korte impressie van de verdere levensloop van de personages.
De gedichten zijn voor een groot deel gewijd aan de liefde van Rumi voor Shams en zijn heimwee en verlangen naar hem na diens vertrek. Veel van Rumi’s duizenden gedichten verwoorden de pijn, het verdriet, het verlangen en het gemis van de mensheid. Er klinkt vaak een zoektocht in door, naar waar we vandaan komen, wat de bedoeling van alles is, en waarom we dit niet begrijpen. In “Wie is in mij die door mijn mond spreekt” schrijft Rumi: “Mijn ziel komt uit de hoogste hoogten. En ik ga terug daarnaartoe.” Gedicht 26 is een variant op de titel van dit boek. “Wie je zoekt, zoekt jou. Je vindt je ware. Want! Terwijl je naar haar zoekt, zoekt ze naar jou”. Omdat het hier om poëzie gaat, valt er niet veel meer over te zeggen. Gedichten moet je lezen, niet bespreken.
De verhalen die Rumi in zijn eigen werk heeft opgenomen hebben meerdere lagen, waarin steevast wijsheid ligt opgesloten. In “De matroos en de sterrenkundige” beschimpt de sterrenkundige de matroos omdat hij zo weinig van de sterren weet. Dan breekt er een storm los en valt de sterrenkundige overboord. Hij blijkt niet te kunnen zwemmen en wordt gered door de schipper… Een bekend verhaal is dat van een arme man uit Bagdad, Ibrahim, die droomt dat er een schat begraven ligt in Cairo. Na een lange en vermoeiende reis naar Egypte ontmoet hij in Cairo een man, die gedroomd heeft dat er een schat begraven ligt in de tuin van Ibrahim in Bagdad. Een mooie metafoor voor de boodschap: zoek de schat in jezelf.
Het verhaal over Rumi is prachtig opgeschreven. Heel knap voor een auteur die het Nederlands niet van huis uit heeft meegekregen. Kader Abdolah is een echte verhalenverteller. Mooi ook hoe in de novelle het eind van ieder hoofdstuk voorbode is van het volgende hoofdstuk en de verschillende hoofdstukken daardoor vloeiend in elkaar overlopen. De gedichten van Rumi zijn eveneens prachtig. Hij valt wel in herhaling. Herhaling van woorden binnen de gedichten geeft de boodschap extra kracht en lading. Maar in de opeenvolging aan gedichten wordt wel héél vaak Rumi’s liefde voor en verlangen naar Shams bezongen. Wat deze liefde zo intens maakt, wordt in het boek niet duidelijk. Gaat het om mannenliefde, niet ongebruikelijk in het Perzië van die tijd? Of om een geestelijke liefde, die het aardse leven overstijgt? Unio Mystica, mystieke eenwording met God? Een ander boek over Rumi en Shams, “Liefde kent veertig regels”, van de Turkse schrijfster Elif Shatak, laat er geen misverstand over bestaan: de liefde is gebaseerd op een diepgaande spirituele verbinding. Beide boeken vullen elkaar goed aan.
Wat het levensverhaal van Rumi verwarrend maakt is, is dat Rumi wereldwijd geprezen wordt als een groot mysticus en dichter, maar jarenlang zijn vrouw en kinderen heeft verwaarloosd. Dat mensen zich tegen Shams keerden en hij vermoedelijk is vermoord door de oudste zoon van Rumi, is een mooi gegeven voor een meeslepende opera, maar roept de vraag op, hoe een wereldwijd gerespecteerd dichter en mysticus op het aardse vlak voorbij kan gaan aan zijn verantwoordelijkheid als echtgenoot en vader. Hier gaat mystiek over in een mysterie.
1
Reageer op deze recensie