In Arnhem hebben ze het getroffen met elkaar
De bewoners van de grote steden krijgen steeds vaker literair smoel. En nu zijn de Arnhemmers aan de beurt. Schrijver Marcel van Roosmalen maakt in Geen brug te ver middels 75 korte verhalen het profiel op van de ‘Erneemmer’.
Nadat meneer Van Roosmalen provinciaal ambtenaar wordt in Arnhem, komen de ouders van de auteur in de wijk Presikhaaf terecht. Twee jaar later wordt Marcel geboren. In een flat - destijds iets bijzonders - zoals Van Roosmalen dat zelf schrijft. Want waar hangt zijn moeder de was op?
Of het inderdaad de beperkte wasruimte is geweest, wordt niet vermeld. Maar Van Roosmalens ouders verhuizen later naar het nabijgelegen Velp. Dit tot verdriet van de schrijver. Desondanks heeft hij altijd goed zicht kunnen houden op Arnhem en haar bewoners.
Ook ditmaal hanteert Van Roosmalen ‘zijn’ formule. Het sic beschrijven van o zo gewone gebeurtenissen, die eenmaal op papier, (on)bedoeld iets lulligs krijgen. Want er valt genoeg te lachen. Niemand wordt gespaard. Ook mevrouw Van Roosmalen niet, Marcels moeder dus. Na het verlies van haar echtgenoot, blijft de zoon in haar leven. Ze heeft de observator misschien niet helemaal in gareel gekregen, maar hij mag altijd blijven langskomen. Eenmaal bij zijn moeder begint de zelfspot. Zo doet ze de was van de auteur. Heel even krijgt Van Roosmalen dan zelf iets treurigs. Gelukkig maar, het levert immers kleine inkijkjes op over het leven in en rond Arnhem.
De schrijver heeft zo zijn redenen daar te zijn. Los van zijn moeder is dat natuurlijk Vitesse. Sportliefhebbers omarmen het door Van Roosmalen geschreven Je hebt het niet van mij, Het is zoals het is en Schijt. In Geen brug te ver zoomt hij in op enkele hoofdpersonen. Het gaat om persvoorlichter Esther Bal en de voetballers Theo Bos (inmiddels overleden) en Theo Janssen. Iconen van de club. Ze bezoeken regelmatig een boekhandel, waarin zich vervolgens de meest lachwekkende gebeurtenissen afspelen. De ondernemersgeest van de winkeliers is vaak te bekrompen voor de vrijgevochten sporters. Klaarblijkelijk levert het alleen al aanwezig zijn bij een signeersessie voldoende stof op voor bijtende observaties.
Ook de gewone Arnhemmer komt ruim aan bod. Die excelleert soms in stommigheden. Blijkbaar hebben deze Gelderlanders aanvankelijk een soort meelevend commentaar wat veelal eindigt in een cynische draai aan een voorval. Ze zeggen het ogenschijnlijk iets ongelukkiger, iets onbeholpener dan degenen die dicht bij de auteur staan.
Desondanks hebben ze het misschien wel een beetje getroffen met elkaar. Van Roosmalen vat het zo samen: 'Voor de rondwandelende vreemdeling is Arnhem wellicht een te warm gestookte kamer, maar binnen lachen ze heel gezellig om elkaar'.
Reageer op deze recensie