Lezersrecensie
Het verhaal over de dood van Iñe-e en hoe ze haar naam en thuis verloor
In de periode van 1817 tot 1820 ondernemen ontdekkingsreiziger, zoöloog en natuuronderzoeker Johann Baptist von Spix (1781-1826) en botanicus Karl Friedrich Philipp Martius (1794-1868) in opdracht van koning Maximiliaan I Jozef van Beieren een Oostenrijks-Beierse wetenschappelijke expeditie door Brazilië, met als hoofddoel het gebied van de Paranáhuazú; ‘de riviermoeder, die de witte mensen de Amazone noemen’. Hun opdracht is om de flora en fauna te inventariseren. Bij hun terugreis over de Mare Tenebrosum (Zee van Duisternis) brengen ze echter ook Iñe-e en Juri mee; twee kinderen uit rivaliserende stammen, die in München worden bestudeerd aan de universiteit.
Marjon Nooij
De brul van de jaguar is het geromantiseerde verhaal van de twee inheemse kinderen, opgetekend door Micheliny Verunschk: auteur, dichter en historicus (Brazilië, 1972). Het verscheen in 2021 onder de titel O som do rugido da onça en de auteur werd daarmee winnaar van de prestigieuze literaire Jabuti-prijs 2022 die sinds 1958 bestaat en jaarlijks wordt uitgereikt door de Brazilian Book Chamber (CBL). ‘De roman vertelt het verhaal van een van de meest schokkende misdaden die is gepleegd in naam van de wetenschap en het kolonialisme.’
Wanneer Iñe-e, telg van het Miranha-volk, ineens spoorloos in de jungle verdwijnt, wordt ze levend teruggevonden aan de oever van de rivier met naast haar een Tipai uu; een jaguar. Niemand begrijpt waarom het dier haar lijkt te beschermen en haar vader is ervan overtuigd ‘dat het voorval op een vloek duidde’. Maar het voorval verdwijnt naar de achtergrond en Iñe-e wordt ingewijd in de feesten van Yurupari, de Heer van de Vruchten.
‘Tot die vreemde man aankwam. Hij kwam met een groot gevolg alsof hij een of andere belangrijke pief was. Er stonden drie rijdieren, een kleine stoet slaven, jagers en vissers tot zijn beschikking en nog veel meer mannen, waaronder iemand uit haar familie en een andere witte man die de Miranha al kenden. Die witte man, altijd met zijn wapens aan zijn riem, was heel opgewekt, spraakzaam, goed op de hoogte van het bos en de mensen die ervandaan kwamen. Een grote vloot kano’s was dagen daarvoor al door buren aangekondigd; het vaartuig van de vreemdeling, het grootste, was overdekt met palmbladeren om hem tegen de zon te beschermen en dat alleen zei al genoeg over hoe belangrijk hij was.’
Bij de kennismaking is Martius beducht voor de oorspronkelijke bevolking en denkt te maken te hebben met een stam bandeloze menseneters. ‘Mijn ziel krimpt ineen als ik terugdenk aan die afgrijselijke degeneratie van die barbaren. Ik moet wel aannemen dat hun nalatige leven tijdens mijn wekenlange verblijf tussen die wilden zich in al zijn vormen aan mijn ogen moet hebben onttrokken, maar ik werd zo pijnlijk ongemakkelijk van hun nabijheid dat als ik in detail zou treden over de ware aard van de onbeschaafdste Braziliaanse autochtonen ik mijn lezers evenzoveel ongemak zou bezorgen.’ Maar hij krijgt Iñe-e als geschenk en samen met het jongetje Juri verscheept hij haar naar Europa. ‘Beide wetenschappers werden door haar volk beschouwd als heel wijze mannen, iets wat Iñe-e niet zag of kon begrijpen.’
Spix heeft zijn bedenkingen en werpt op dat zij beiden geen handelsmannen zijn, maar Martius is ambitieus en wil zijn naam vereeuwigd zien in de annalen, hoewel hij geen vooropgezet plan had. ‘Niemand had gedacht dat hij als kinderdief terug zou keren.’ Het gaat hem vooral om het meisje, opmerkingen over het lot van Juri schrapt hij.
De overtocht is tantaliserend beangstigend en de kinderen zijn wanhopig, moe en van slag. ‘[…] toen ze eindelijk op zee voeren, begreep Iñe-e niet wat die enorme deken van water haar probeerde te zeggen.’ Hierin resoneert mooi de geborgenheid van haar leven in de jungle tegen de existentiële angst van het weggerukt zijn uit haar originele habitat.
De dieren sterven het eerst, waarna er ook kinderen overlijden en de zee verandert in ‘een wispelturig massagraf.’ Iñe-e bedenkt dat ze had gewild dat ze een jaguar was geworden, zodat ze iedereen had kunnen vermoorden. Ze probeert het dier tevergeefs oproepen.
‘Niet naar de lucht kijken, Iñe-e! En zo blijft ze, haar mond halfopen, ogen op de grond gericht, de pijn drukt op elke vezel, haar hele lichaam een en al pijn en spijt dat ze die doodongelukkige grond moet betreden, een grond die harder lijkt dan welke andere ook.’
Bij presentatie aan het hof van Beieren worden de kinderen cadeau gedaan aan het Koninklijk Paleis van Maximiliaan I. Het is hartverscheurend om te lezen hoe de prinsessen hen behandelen als exotische poppen, hen meetrekken en hun haren willen kammen. De aankomst in Duitsland gaat gepaard met een strenge winter, waar de kinderen duidelijk niet tegen opgewassen zijn. Iñe-e overlijdt op twaalfjarige leeftijd aan de gevolgen van een longontsteking. Verunschk weet dit op treffend te vatten in een van de mytische scène’s: ‘Het was tijd. Uaara-Iñe-e! zei Grote Jaguar in haar oeroude stem. En in een ondeelbaar ogenblik was jaguar meisje en het meisje jaguar.‘ Op haar weg naar het licht, wetend dat ze niet meer in haar eigen lichaam zit, overziet ze het licht van het oerwoud en hoort ze ook de heldere roep van haar moeder. ‘Iñe-e, zei ze toen, heel zachtjes. En ze lachte. En Uaara-Iñe-e lachte terug, een paar kolibrievleugels fladderden onophoudelijk in haar keel, heerlijke verrukking, zoals liefde hoort te zijn.’ Ze antwoordt met een rauwe brul.
In de tweede laag van de roman ontdekt Josefa, in een museum in het hedendaagse Rio de Janeiro, het verhaal van de ontvoerde kinderen. Als afstammeling van inheemse voorouders voelt ze een diepe verbondenheid met Iñe-e en Juri en ze gaat op onderzoek uit naar hun verhaal. De kennis die ze opdoet over de onderdrukking van de inheemse volkeren, leidt haar tevens naar bewustwording van haar eigen wortels.
In korte hoofdstukken laat de auteur het perspectief regelmatig wisselen tussen het verleden van de kinderen en het heden van Josefa. Ook zijn er zeer originele perspectiefwisselingen van Iñe-e naar de jaguar, de Amazone, de ontdekkingsreizigers en Josefa. Ze krijgen allemaal een eigen stem, al is er geen sprake van veel dialoog en ontbreken dan de interpuncties. Veel inheemse woorden zijn onvertaald gelaten en het is aan te raden om de betekenis op te zoeken ter verduidelijking. Het taalgebruik wordt steeds aangepast aan het personage dat centraal staat. Zo is de taal van de hedendaagse Josefa veel moderner dan die van historische personages en weer anders wanneer het water of de jaguar spreken. De thema’s die Verunschk in haar roman verwerkt heeft zijn legio, zoals onderdrukking, diversiteit, religie, mensenhandel en geschiedenis.
Getuige de annotaties heeft ze veel onderzoek gedaan naar brieven, teksten en transcripties, en tevens naar verhalen, artefacten, liederen, tradities en gebruiken van de volkeren in het Amazone-gebied en heeft ze geput uit diverse oude geschriften van Martius en Spix, biografen en ontdekkingsreizigers.
De auteur heeft met De brul van de jaguar een fascinerende historische roman geschreven vol zintuiglijke waarnemingen, waar ze mythische aspecten doorheen geweven heeft, die wonderschone toetsen geven aan het verhaal.
Marjon Nooij
De brul van de jaguar is het geromantiseerde verhaal van de twee inheemse kinderen, opgetekend door Micheliny Verunschk: auteur, dichter en historicus (Brazilië, 1972). Het verscheen in 2021 onder de titel O som do rugido da onça en de auteur werd daarmee winnaar van de prestigieuze literaire Jabuti-prijs 2022 die sinds 1958 bestaat en jaarlijks wordt uitgereikt door de Brazilian Book Chamber (CBL). ‘De roman vertelt het verhaal van een van de meest schokkende misdaden die is gepleegd in naam van de wetenschap en het kolonialisme.’
Wanneer Iñe-e, telg van het Miranha-volk, ineens spoorloos in de jungle verdwijnt, wordt ze levend teruggevonden aan de oever van de rivier met naast haar een Tipai uu; een jaguar. Niemand begrijpt waarom het dier haar lijkt te beschermen en haar vader is ervan overtuigd ‘dat het voorval op een vloek duidde’. Maar het voorval verdwijnt naar de achtergrond en Iñe-e wordt ingewijd in de feesten van Yurupari, de Heer van de Vruchten.
‘Tot die vreemde man aankwam. Hij kwam met een groot gevolg alsof hij een of andere belangrijke pief was. Er stonden drie rijdieren, een kleine stoet slaven, jagers en vissers tot zijn beschikking en nog veel meer mannen, waaronder iemand uit haar familie en een andere witte man die de Miranha al kenden. Die witte man, altijd met zijn wapens aan zijn riem, was heel opgewekt, spraakzaam, goed op de hoogte van het bos en de mensen die ervandaan kwamen. Een grote vloot kano’s was dagen daarvoor al door buren aangekondigd; het vaartuig van de vreemdeling, het grootste, was overdekt met palmbladeren om hem tegen de zon te beschermen en dat alleen zei al genoeg over hoe belangrijk hij was.’
Bij de kennismaking is Martius beducht voor de oorspronkelijke bevolking en denkt te maken te hebben met een stam bandeloze menseneters. ‘Mijn ziel krimpt ineen als ik terugdenk aan die afgrijselijke degeneratie van die barbaren. Ik moet wel aannemen dat hun nalatige leven tijdens mijn wekenlange verblijf tussen die wilden zich in al zijn vormen aan mijn ogen moet hebben onttrokken, maar ik werd zo pijnlijk ongemakkelijk van hun nabijheid dat als ik in detail zou treden over de ware aard van de onbeschaafdste Braziliaanse autochtonen ik mijn lezers evenzoveel ongemak zou bezorgen.’ Maar hij krijgt Iñe-e als geschenk en samen met het jongetje Juri verscheept hij haar naar Europa. ‘Beide wetenschappers werden door haar volk beschouwd als heel wijze mannen, iets wat Iñe-e niet zag of kon begrijpen.’
Spix heeft zijn bedenkingen en werpt op dat zij beiden geen handelsmannen zijn, maar Martius is ambitieus en wil zijn naam vereeuwigd zien in de annalen, hoewel hij geen vooropgezet plan had. ‘Niemand had gedacht dat hij als kinderdief terug zou keren.’ Het gaat hem vooral om het meisje, opmerkingen over het lot van Juri schrapt hij.
De overtocht is tantaliserend beangstigend en de kinderen zijn wanhopig, moe en van slag. ‘[…] toen ze eindelijk op zee voeren, begreep Iñe-e niet wat die enorme deken van water haar probeerde te zeggen.’ Hierin resoneert mooi de geborgenheid van haar leven in de jungle tegen de existentiële angst van het weggerukt zijn uit haar originele habitat.
De dieren sterven het eerst, waarna er ook kinderen overlijden en de zee verandert in ‘een wispelturig massagraf.’ Iñe-e bedenkt dat ze had gewild dat ze een jaguar was geworden, zodat ze iedereen had kunnen vermoorden. Ze probeert het dier tevergeefs oproepen.
‘Niet naar de lucht kijken, Iñe-e! En zo blijft ze, haar mond halfopen, ogen op de grond gericht, de pijn drukt op elke vezel, haar hele lichaam een en al pijn en spijt dat ze die doodongelukkige grond moet betreden, een grond die harder lijkt dan welke andere ook.’
Bij presentatie aan het hof van Beieren worden de kinderen cadeau gedaan aan het Koninklijk Paleis van Maximiliaan I. Het is hartverscheurend om te lezen hoe de prinsessen hen behandelen als exotische poppen, hen meetrekken en hun haren willen kammen. De aankomst in Duitsland gaat gepaard met een strenge winter, waar de kinderen duidelijk niet tegen opgewassen zijn. Iñe-e overlijdt op twaalfjarige leeftijd aan de gevolgen van een longontsteking. Verunschk weet dit op treffend te vatten in een van de mytische scène’s: ‘Het was tijd. Uaara-Iñe-e! zei Grote Jaguar in haar oeroude stem. En in een ondeelbaar ogenblik was jaguar meisje en het meisje jaguar.‘ Op haar weg naar het licht, wetend dat ze niet meer in haar eigen lichaam zit, overziet ze het licht van het oerwoud en hoort ze ook de heldere roep van haar moeder. ‘Iñe-e, zei ze toen, heel zachtjes. En ze lachte. En Uaara-Iñe-e lachte terug, een paar kolibrievleugels fladderden onophoudelijk in haar keel, heerlijke verrukking, zoals liefde hoort te zijn.’ Ze antwoordt met een rauwe brul.
In de tweede laag van de roman ontdekt Josefa, in een museum in het hedendaagse Rio de Janeiro, het verhaal van de ontvoerde kinderen. Als afstammeling van inheemse voorouders voelt ze een diepe verbondenheid met Iñe-e en Juri en ze gaat op onderzoek uit naar hun verhaal. De kennis die ze opdoet over de onderdrukking van de inheemse volkeren, leidt haar tevens naar bewustwording van haar eigen wortels.
In korte hoofdstukken laat de auteur het perspectief regelmatig wisselen tussen het verleden van de kinderen en het heden van Josefa. Ook zijn er zeer originele perspectiefwisselingen van Iñe-e naar de jaguar, de Amazone, de ontdekkingsreizigers en Josefa. Ze krijgen allemaal een eigen stem, al is er geen sprake van veel dialoog en ontbreken dan de interpuncties. Veel inheemse woorden zijn onvertaald gelaten en het is aan te raden om de betekenis op te zoeken ter verduidelijking. Het taalgebruik wordt steeds aangepast aan het personage dat centraal staat. Zo is de taal van de hedendaagse Josefa veel moderner dan die van historische personages en weer anders wanneer het water of de jaguar spreken. De thema’s die Verunschk in haar roman verwerkt heeft zijn legio, zoals onderdrukking, diversiteit, religie, mensenhandel en geschiedenis.
Getuige de annotaties heeft ze veel onderzoek gedaan naar brieven, teksten en transcripties, en tevens naar verhalen, artefacten, liederen, tradities en gebruiken van de volkeren in het Amazone-gebied en heeft ze geput uit diverse oude geschriften van Martius en Spix, biografen en ontdekkingsreizigers.
De auteur heeft met De brul van de jaguar een fascinerende historische roman geschreven vol zintuiglijke waarnemingen, waar ze mythische aspecten doorheen geweven heeft, die wonderschone toetsen geven aan het verhaal.
1
5
Reageer op deze recensie