Lezersrecensie
Het pathos van de verdoemde
In vertaling van Harrie Lemmens is deze week Autran Dourado’s Het mensenschip (A barca dos homens) uit 1961 verschenen bij Uitgeverij Koppernik. Ook Dourado’s roman Ópera dos Mortos – die onder de titel Opera der doden in 1997, eveneens in vertaling van Lemmens, werd uitgegeven bij Uitgeverij Coppens & Frenks – zal dit jaar in een heruitgave bij Koppernik verschijnen.
Waldomiro Freitas Autran Dourado werd in 1926 geboren in Brazilië. Hij schreef meerdere romans en essays en liet een respectabel oeuvre na. Ook is hij meerdere malen in de prijzen gevallen, zoals de Jabuti-prijs in 1982 en de Camões-prijs in 2000. Voor A barca dos homens kreeg hij de Fernando Chinaglia-prijs uitgereikt.In 2001 verscheen, de op Uma Vida em Segredo gebaseerde film, A hidden life.
Over Het mensenschip zei Dourado zelf dat het ‘een verhaal van jagen en vissen’ is. De chronologisch opgezette roman speelt zich af op het fictieve eiland Boa Vista aan de Braziliaanse kust. Luzia woont met haar vaderloze, volwassen zoon Fortunato – ‘zijn geest was gedoemd om niet te rijpen’ – bij het gezin van Maria en Godofredo. Ze is het kindermeisje van Maria geweest en zorgt nu voor de drie kinderen van het echtpaar. Een van Luzia’s mysterieuze beloftes aan het drietal is om een bezoek te brengen aan het Strandkerkhof: ‘toverwoord, wondermysterie aan de donkere kant van de wereld waarin ze leefden.’ Het huwelijk van de bevallige Maria en de autoritaire Godofredo is op zijn zachts gezegd sleets geraakt. Hij krijgt op relationeel en seksueel gebied niet veel meer gedaan bij Maria, die zich op haar beurt mag verheugen op de aandacht van de afgunstige luitenant Fonseca; ‘de man van wie iedereen afhankelijk was, de man die instond voor handhaving van orde en wet’ en die er lustig op los fantaseert haar het hof te maken.
Wanneer Fortunato op strooptocht gaat in de slaapkamer van Maria en haar ladekast doorzoekt, verliest hij zich in haar lingerie. Hij wordt echter gesnapt door Godofredo, waarop hij het op een lopen zet. De heer des huizes komt tot de conclusie dat de jongen zijn Smith-Wesson .36 ontvreemd moet hebben en doet hier aangifte van; het startsein van een heksenjacht. De hermandad is in rep en roer en samen met soldaten kammen ze het eiland uit. Om de voortvluchtige niet de kans te geven te vluchten, zijn de veerboten stilgelegd. De straten zijn leeg en uit angst dat er iets gruwelijks zou kunnen gebeuren, wordt de bevolking gesommeerd binnen te blijven. Ondertussen voert Luzia haar voodoo-rituelen uit door kruiden te verbranden in de hoop haar zoon te kunnen redden.
De gedetineerde Tonho – een mislukte visser en van cachaça afhankelijke dronkaard, die door Fortunato als zijn beste vriend wordt gezien – is een van de weinigen die de jongen begrijpt en heeft een zwak voor hem. Omdat hij het eiland kent als zijn broekzak, wordt hij vrijgelaten om achter de verblijfplaats van zijn vriend te komen. ‘Ik vind hem, laat dat maar aan mij over.’
‘Fortunato was niet gek, snapte de stad dat dan niet? Alleen wat zwakbegaafd. De stad snapte het niet, de mensen snappen van niemand iets. Net zoals hij was Boa Vista bang en ging het gebukt onder de druk van de angst. Er was een gewapende gek gevlucht. Tonho weigerde aan de revolver te denken, hij geloofde niet dat Fortunato ooit zou schieten. Maar hoe moet je een hele stad ervan overtuigen dat een revolver geen vuur spuwt?’
In het eerste deel van deze caleidoscopische roman wisselt het perspectief voortdurend tussen de verschillende personages. De besloten gemeenschap is bevooroordeeld, mede omdat Fortunato een kleurling is. De auteur laat de lezer kennismaken met hun existentiële angsten, bedenkingen en standpunten. Zo is er onder andere de met zijn geloof worstelende pater Miguel (‘De ergste zonde was niet die van het vlees, zoals leken en naïevelingen dachten, maar de bekoring van de geest. […] Ze moesten eens weten wat er met hem gebeurde. Een heilige, zeiden ze. […] Als ze de waarheid wisten zouden ze hun gezicht waarschijnlijk van hem afkeren of hem stenigen, dacht hij.’), de vertier biedende prostituees, de medegevangenen van Tonho, de masculiene, door machtswellust gedreven leden van politie en de soldaten. Allemaal hebben ze een eigen visie op Fortunato en de gebeurtenissen. Dourado weet dit op meesterlijke wijze psychologisch uit te werken en de diverse karakters een eigen stem te geven door zijn woordkeuze en verteltrant steeds weer aan te passen.
In het tweede deel is de onfortuinlijke Fortunato meer in beeld. Door middel van interne monologen die de passages over de besognes en standpunten van de overige eilandbewoners geregeld onderbreken, maakt hij ons deelgenoot van zijn angsten, twijfels en zijn koortsachtige, meanderende gedachtestroom. Zijn grote zorg is dat hij onder geen beding terug wil naar het gesticht. Dat verklaart zijn haast dierlijke reactie om op de vlucht te slaan en zich schuil te houden. Hij denkt met weemoed terug aan de tijd dat hij met zijn vriend Tonho op diens boot Madalena mee mocht ‘om op volle zee te kijken naar het glinsterend oppervlak van de zee, als schubben in het schelle daglicht’ en hoopt dat zijn vriend hem uit zijn benarde positie zal halen. Fortunato personifieert Madalena door de boot als mens te zien. ‘’s Avonds, als de boot met de kiel omhoog in het zand lag, was hij net een vrouw die lag te slapen met haar buik vol kinderen.’
‘[…] hijzelf zou naar de diepten van de hel gaan, zoals ze zeiden, dona Maria probeerde hem al die dingen bij te brengen uit het boek met het prentje van Jezus erop, doorboord met de lansen van de soldaten, ze zaten achter hem aan, zojuist nog had hij het schot in de nacht gehoord, het zware lood, nee, niet van lood maar van staal met lood erin, op de trap voor het stadhuis wreef de soldaat met poetskatoen de loop van zijn geweer op, toen had hij fluitend de kogels weggepakt, Tonho had ze hem afgepakt, want hij had ze aan Tonho gegeven, Tonho had altijd schone ogen als hij het vergeten was, hij vergat het altijd, de enige die het vergat, zijn vadertje, als hij dronken was droeg hij hem op zijn rug naar de Madalena, zijn hele leven had hij een vader gezocht, hij had hem gevonden, [...]’
Het mensenschip is een barokke roman die zich kenmerkt zich door de vele tegenstellingen, paradoxen en herhalingen. Autran Dourado is, bijna onopvallend, uiterst zuinig met interpuncties en bewijst met deze roman één van de grootste schrijvers te zijn van de vorige eeuw.
--
Eerder verschenen op Tzum
Waldomiro Freitas Autran Dourado werd in 1926 geboren in Brazilië. Hij schreef meerdere romans en essays en liet een respectabel oeuvre na. Ook is hij meerdere malen in de prijzen gevallen, zoals de Jabuti-prijs in 1982 en de Camões-prijs in 2000. Voor A barca dos homens kreeg hij de Fernando Chinaglia-prijs uitgereikt.In 2001 verscheen, de op Uma Vida em Segredo gebaseerde film, A hidden life.
Over Het mensenschip zei Dourado zelf dat het ‘een verhaal van jagen en vissen’ is. De chronologisch opgezette roman speelt zich af op het fictieve eiland Boa Vista aan de Braziliaanse kust. Luzia woont met haar vaderloze, volwassen zoon Fortunato – ‘zijn geest was gedoemd om niet te rijpen’ – bij het gezin van Maria en Godofredo. Ze is het kindermeisje van Maria geweest en zorgt nu voor de drie kinderen van het echtpaar. Een van Luzia’s mysterieuze beloftes aan het drietal is om een bezoek te brengen aan het Strandkerkhof: ‘toverwoord, wondermysterie aan de donkere kant van de wereld waarin ze leefden.’ Het huwelijk van de bevallige Maria en de autoritaire Godofredo is op zijn zachts gezegd sleets geraakt. Hij krijgt op relationeel en seksueel gebied niet veel meer gedaan bij Maria, die zich op haar beurt mag verheugen op de aandacht van de afgunstige luitenant Fonseca; ‘de man van wie iedereen afhankelijk was, de man die instond voor handhaving van orde en wet’ en die er lustig op los fantaseert haar het hof te maken.
Wanneer Fortunato op strooptocht gaat in de slaapkamer van Maria en haar ladekast doorzoekt, verliest hij zich in haar lingerie. Hij wordt echter gesnapt door Godofredo, waarop hij het op een lopen zet. De heer des huizes komt tot de conclusie dat de jongen zijn Smith-Wesson .36 ontvreemd moet hebben en doet hier aangifte van; het startsein van een heksenjacht. De hermandad is in rep en roer en samen met soldaten kammen ze het eiland uit. Om de voortvluchtige niet de kans te geven te vluchten, zijn de veerboten stilgelegd. De straten zijn leeg en uit angst dat er iets gruwelijks zou kunnen gebeuren, wordt de bevolking gesommeerd binnen te blijven. Ondertussen voert Luzia haar voodoo-rituelen uit door kruiden te verbranden in de hoop haar zoon te kunnen redden.
De gedetineerde Tonho – een mislukte visser en van cachaça afhankelijke dronkaard, die door Fortunato als zijn beste vriend wordt gezien – is een van de weinigen die de jongen begrijpt en heeft een zwak voor hem. Omdat hij het eiland kent als zijn broekzak, wordt hij vrijgelaten om achter de verblijfplaats van zijn vriend te komen. ‘Ik vind hem, laat dat maar aan mij over.’
‘Fortunato was niet gek, snapte de stad dat dan niet? Alleen wat zwakbegaafd. De stad snapte het niet, de mensen snappen van niemand iets. Net zoals hij was Boa Vista bang en ging het gebukt onder de druk van de angst. Er was een gewapende gek gevlucht. Tonho weigerde aan de revolver te denken, hij geloofde niet dat Fortunato ooit zou schieten. Maar hoe moet je een hele stad ervan overtuigen dat een revolver geen vuur spuwt?’
In het eerste deel van deze caleidoscopische roman wisselt het perspectief voortdurend tussen de verschillende personages. De besloten gemeenschap is bevooroordeeld, mede omdat Fortunato een kleurling is. De auteur laat de lezer kennismaken met hun existentiële angsten, bedenkingen en standpunten. Zo is er onder andere de met zijn geloof worstelende pater Miguel (‘De ergste zonde was niet die van het vlees, zoals leken en naïevelingen dachten, maar de bekoring van de geest. […] Ze moesten eens weten wat er met hem gebeurde. Een heilige, zeiden ze. […] Als ze de waarheid wisten zouden ze hun gezicht waarschijnlijk van hem afkeren of hem stenigen, dacht hij.’), de vertier biedende prostituees, de medegevangenen van Tonho, de masculiene, door machtswellust gedreven leden van politie en de soldaten. Allemaal hebben ze een eigen visie op Fortunato en de gebeurtenissen. Dourado weet dit op meesterlijke wijze psychologisch uit te werken en de diverse karakters een eigen stem te geven door zijn woordkeuze en verteltrant steeds weer aan te passen.
In het tweede deel is de onfortuinlijke Fortunato meer in beeld. Door middel van interne monologen die de passages over de besognes en standpunten van de overige eilandbewoners geregeld onderbreken, maakt hij ons deelgenoot van zijn angsten, twijfels en zijn koortsachtige, meanderende gedachtestroom. Zijn grote zorg is dat hij onder geen beding terug wil naar het gesticht. Dat verklaart zijn haast dierlijke reactie om op de vlucht te slaan en zich schuil te houden. Hij denkt met weemoed terug aan de tijd dat hij met zijn vriend Tonho op diens boot Madalena mee mocht ‘om op volle zee te kijken naar het glinsterend oppervlak van de zee, als schubben in het schelle daglicht’ en hoopt dat zijn vriend hem uit zijn benarde positie zal halen. Fortunato personifieert Madalena door de boot als mens te zien. ‘’s Avonds, als de boot met de kiel omhoog in het zand lag, was hij net een vrouw die lag te slapen met haar buik vol kinderen.’
‘[…] hijzelf zou naar de diepten van de hel gaan, zoals ze zeiden, dona Maria probeerde hem al die dingen bij te brengen uit het boek met het prentje van Jezus erop, doorboord met de lansen van de soldaten, ze zaten achter hem aan, zojuist nog had hij het schot in de nacht gehoord, het zware lood, nee, niet van lood maar van staal met lood erin, op de trap voor het stadhuis wreef de soldaat met poetskatoen de loop van zijn geweer op, toen had hij fluitend de kogels weggepakt, Tonho had ze hem afgepakt, want hij had ze aan Tonho gegeven, Tonho had altijd schone ogen als hij het vergeten was, hij vergat het altijd, de enige die het vergat, zijn vadertje, als hij dronken was droeg hij hem op zijn rug naar de Madalena, zijn hele leven had hij een vader gezocht, hij had hem gevonden, [...]’
Het mensenschip is een barokke roman die zich kenmerkt zich door de vele tegenstellingen, paradoxen en herhalingen. Autran Dourado is, bijna onopvallend, uiterst zuinig met interpuncties en bewijst met deze roman één van de grootste schrijvers te zijn van de vorige eeuw.
--
Eerder verschenen op Tzum
2
Reageer op deze recensie