Meer dan 6,0 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Sprankelende taal, verontrustend verhaal

Gedurende The Great Migration van 1910-1930 trokken vele Afro-Amerikanen naar Chicago en zelfs toen de burgerrechtenbeweging al opkwam, werden de arme etnische stadswijken uitgebreid. Dit staat bekend als Chicago’s Black Belt en het is hier waar Maud Martha Brown, het hoofdpersonage van het gelijknamige boek, opgroeit.

Maud Martha verscheen in 1953 en is de enige roman die de Afro-Amerikaanse dichter Gwendolyn Brooks (1917-2000) heeft geschreven. Bij wijze van motto schreef de auteur: ‘Maud Martha werd geboren in 1917. Ze leeft nog steeds.’ Veelzeggend, als je in gedachten neemt dat de roman volgens Brooks – die zelf ook een groot deel van haar leven in Chicago heeft gewoond – tal van autobiografische elementen bevat en waarin ze op kritische wijze onderwerpen als klasse, raciale identiteit, gelijkheid en geslacht onderzoekt. In 1950 won Brooks als eerste Zwarte vrouw de Pulitzerprijs voor poëzie. Het voorwoord, verzorgd door Margo Jefferson, geeft duiding aan de roman.

In vierendertig afgekaderde hoofdstukken vertelt deze coming-of-age op chronologische, maar fragmentarische wijze over het doodgewone leven en het groeiproces van Maud Martha. Tijdens de eerste decennia van de vorige eeuw groeit ze op in een middenklassengezin in een Afro-Amerikaanse arbeiderswijk van Chicago en volgt Brooks haar van een zevenjarig meisje naar een volwassen vrouw. Zoals ieder kind heeft Maud Martha haar verlangens en dromen voor de toekomst. Ze verwondert zich over de gewone dingen waar men soms zo snel aan voorbij lijkt te gaan. Maar de intelligente en zachtmoedige Maud Martha weet de dingen om haar heen op waarde te schatten en geniet van de kleuren en geuren om haar heen. Maud Martha houdt vooral van paardenbloemen – ‘alledaagse gele juweeltjes die de groene lappendeken van haar achtertuin sierden’ –, waarmee ze haar grijze leven kleur geeft en waar ze zichzelf graag in terugziet. Haar grootste wens is om zich gekoesterd te voelen en net als de alledaagse paardenbloem ‘een hartveroverende schoonheid’ te kunnen zijn.

Brooks vestigt de aandacht op de huidskleur-hiërarchie in de zwarte gemeenschap, door Maud Martha te laten inzien dat ze donkerder van huid is dan haar twee jaar oudere zusje Helen – ‘de donkere kleur [...] van chocolademelk, gewoon zoals het uit het pak komt, als je het al zo ‘aardig’ voor me zou willen verwoorden’. Ze is zich er pijnlijk van bewust dat haar vader Helen, met haar lichtere huidskleur, lijkt te adoreren en te beschermen. ‘[…] o, die lange wimpers, die gratie, die maniertjes met haar handen en voeten.’ Helen op haar beurt schept er genoegen in om haar zusje – die graag leest en nog geen vriendje heeft – te plagen. Ook haar broer Harry heeft meer oog voor Helen dan voor haar. Maud Martha twijfelt eraan of haar huid niet te donker is om knappe kinderen te krijgen.

Maud Martha verstaat de kunst van introspectie, is bescheiden, blijft dromen, blijft geloven in het goede van de mens. Wanneer ze ouder wordt beseft ze dat er normen gelden waaraan ze zou moeten voldoen en voelt ze de pijn van het besef dat ze als anders wordt gezien. Ze krijgt te maken met mensen die ervan overtuigd zijn dat ze beter zijn.

‘Er werd vaak gezegd dat in het huis van mensen van kleur per definitie een doordringende, onprettige geur hing. Onzin natuurlijk. Gemeen en onzin. Toch zette ze alle ramen open.
De theorie van rassengelijkheid stond op het punt om in de praktijk gebracht te worden, en ze hoopte maar dat ze gelijk genoeg was om gelijk te krijgen.’

De dood van haar grootmoeder doet haar beseffen dat ze wil ‘[…] vertellen hoe ik wil worden opgebaard; ik wil niet dat mijn hoofd zo recht ligt, ik wil mijn hoofd wat naar rechts gedraaid, zodat mijn beste kant zichtbaar is, en ik wil dat mijn linkerhand mooi op mijn borst rust, en ik wil mijn haar normaal, niet golvend. Ik wil er niet uitzien als een pop van grijze klei.’

Maud Martha trouwt met de lichter getinte Paul die zijn geld verdient als winkelbediende. ‘Niet echt knap. Maar hij had wel die uitzonderlijke mannelijkheid, verscholen in een lichaam dat niet té bruin was […].’ Hij belooft haar een luxueus leven en ze beleven gelukkige momenten. Meer dan eens loopt Maud Martha in haar omgeving aan tegen vooroordelen en vooringenomenheid van de witte mens. Een bezoek aan een bioscoop is een overwinning voor haar. Ondanks dat ze toch het ongemakkelijke gevoel heeft dat ze Zwart is tussen de witte bezoekers, doet ze bewust haar best dat niet te voelen of uit te stralen.

‘Toen de film voorbij was en het licht onthulde wat ze daadwerkelijk waren, stonden de Zwarten op tussen alle bontjes en nette kleding en vleugjes parfum en keken vol spanning om zich heen. Ze hoopten geen boze blikken te zien. Ze hoopten dat niemand eruitzag alsof ze hen als indringers zagen. Ze hadden zo van de film genoten, waren zo gelukkig, dat ze wilden lachen, op hartelijke toon tegen de andere bezoekers wilden zeggen: ‘Wat goed, hè? Was het niet prachtig?’ Dat konden ze, uiteraard, niet doen. Maar als er maar niemand uitzag alsof hij hen als indringers zag...’

Wanneer het echtpaar op een uitnodiging ingaat van het jaarlijkse Foxy Cats Dageraadbal voelt Maud Martha zich verloren in deze mondaine omgeving, vooral wanneer Paul haar aan de kant laat zitten en ze hem ziet flirten en dansen met ‘Goudglansje’. De belofte aan zijn vrouw om een financieel zorgeloos leven te leiden, weet hij echter niet in te lossen en ook de romantiek verdwijnt snel tussen hen.

‘Het is niet, dacht Maud Martha, dat ze van elkaar houden. Was het maar zo simpel. Dan kon ik de benen nemen. Was het maar zo eenvoudig. Maar het is mijn huidskleur die hem zo onbezonnen maakt. Ik probeer er mijn ogen voor te sluiten, maar tevergeefs. Wat ik vanbinnen ben, wie ik echt ben, daar heeft hij geen problemen mee. Maar hij blijft naar mijn kleur kijken, alsof dat iets onoverkomelijks is. Het is een hindernis waar hij overheen moet springen om te zien en te voelen wat ik hem te bieden heb. Hij moet erg hoog springen om dat te kunnen zien. Hij wordt behoorlijk moe van al dat gespring.’

Na de geboorte van hun dochter Paulette verliest Paul zijn baan en accepteert Maud Martha een betrekking bij Mevrouw Burns-Coopers die haar op badinerende wijze zegt voortaan de achteringang te gebruiken en liever heeft dat ze op haar knieën de vloer doet in plaats van met de stok te dweilen. De racistische en grove behandeling van haar snobistische werkgeefster grieven haar tot op het bot.

‘Ik kom hier nooit meer terug, verzekerde Maud Martha zichzelf, toen ze om acht uur ’s avonds haar schort ophing. Ze wist dat mevrouw Burns-Cooper het niet zou begrijpen. Het loon was erg goed. Precies, wat zou er als uitleg kunnen worden gegeven? Misschien dat het te veel uren waren. Míjn uitleg zou ik niet als uitleg kunnen geven, dacht ze.’

Een bezoek aan het warenhuis waar de Kerstman zijn opwachting maakt, loopt uit op een fiasco wanneer hij Paulette volkomen negeert en schoffeert. Hartverscheurend voor een moeder om te beseffen dat haar dochter in haar verdere leven vaker te maken zal krijgen met onrechtvaardigheid, diepgewortelde raciale haat en vooringenomenheid waar het huidskleur betreft. Toch weet ze zich een houding te geven en straalt zoveel kracht, strijdlust en daadkracht uit dat het de lezer diep zal ontroeren.

Ondanks tegenslagen is Maud Martha een veerkrachtig en optimistisch mens; dankbaar voor wat het leven haar heeft gegeven. Ze wordt zwanger van haar tweede kind en broer Harry keert ongeschonden terug uit de oorlog.

Het is fascinerend hoe Brooks, ondanks de tragiek en de zware lading van het racisme, toch geestige toetsen aanbrengt en lichtheid en optimisme aan haar teksten geeft. Elk hoofdstuk is een verhaal op zich dat de auteur afsluit het met een sterke pointe, waarmee ze een ellendig voorval weer weet om te buigen naar iets positiefs, waarin ze ironie en zelfs hoop weet te leggen en Maud Martha haar waardigheid en veerkracht niet laat verliezen.

Maud Martha is een kleine roman met een episch verhaal en een identieke boodschap als waarover onder anderen Alice Walker, Toni Morrison, James Baldwin en Ralph Ellison schreven. Brooks vestigt de aandacht op thema’s als racisme, seksisme en klassenverschil in de Black Belt van het na-oorlogse Chicago; urgente thema’s die helaas nog altijd van alle dag zijn en die Brooks ongetwijfeld uit haar eigen ervaring heeft geput.

Het sprankelende narratief heeft een lyrische en zintuiglijke stijl dat vele herhalingen kent. Brooks verpakt het als het ware in prozagedichten, waarbij ze een spaarzame stijl hanteert door niet te veel uit te weiden.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Truusje Truffel /Marjon Nooij