Nauwkeurig beschreven ondergang van een New Yorkse beursman
"Bijna veertig jaar had hij zich staande weten te houden. Er waren talloze beurscrashes geweest, onrust onder zijn klanten en hier en daar een lichte verdenking die hij altijd snel en vakkundig de kop had weten in te drukken." Waarom mag de oude Friedland dan niet deelnemen in het übersuccesvolle beleggingsfonds van zijn schoonzoon? Dat wordt al snel duidelijk: er klopt geen moer van wat daar gebeurt. ‘Ponzi schemes’ heten zulke fondsen, naar de Italiaanse Amerikaan die even heel rijk werd van het uitdelen van belegd geld als rendement. Er moeten wel steeds nieuwe ‘suckers’ bijkomen, anders wordt de basis van de piramide te smal en stort hij in. Wie onderin zit heeft pech, zijn inleg wordt aan anderen uitgekeerd. Niet goed? Geld weg. In Nederland wist ene John Schabregs onlangs nog op deze manier tientallen geldbeluste nouveau riche uit het Gooi te grazen te nemen.
Jerry kreeg van de auteur een mentaal gehandicapte zoon mee. Die wordt, verstopt op zolder, door verpleegsters verzorgd die honds behandeld worden. Zijn echtgenote geeft ondertussen geld uit als water. Mensen die anderen pakken op hun zwakheden, medewerkers aan de kant zetten of het vuilniszakken zijn en vrienden kapotmaken voor financieel gewin - dat anderen creperen, is niet interessant. Keihard en gewetenloos, zoals Jeremy Irons in Margin Call van J.C. Chandor (de bloedstollende film over de ondergang van Lehmann Brothers waarin hij Demi Moores carrière offert - en die van een heleboel anderen).
Last van zijn geweten heeft Jerry niet. Dat hebben zulke mensen nooit: denk maar niet dat Dirk Scheringa (van die failliete DSB Bank) of Gerrit Zalm (die daar directeur was) ooit ergens spijt van hebben. Zij doen immers ‘niets fout’. Nog tijdens de beurscrash gaat Jerry door met mensen oplichten. Last Gelukkig is daar Yanakis, strijder voor het goede en net als de auteur van Griekse afkomst. Na veel verwikkelingen heeft hij Jerry te pakken, maar die sleurt eerst nog veel meer mensen mee naar beneden.
Er is iets geks met David Pefko (1983), zoon van een Griekse vader, ex-voddenhandelaar. Dat hij de belastingdienst heeft opgelicht is nog wel te geloven, maar de verhalen over zijn verblijf in de gevangenis komen net iets te spannend voor. Viersterrenrecensies in Volkskrant, Trouw en NRC zijn Pefko niet genoeg. 'Een ruime ster te weinig’, schrijft hij op zijn website. Pefko vertelt in interviews hoe gefascineerd hij is door Bernie Madoff, die in de jaren negentig een reusachtig Ponzi scheme runde in New York. Een beetje veel fantasie en een beetje veel zelfvertrouwen. Is Pefko zelf een Ponzi geworden?
Onwillekeurig doet Daar komen de vliegen denken aan een andere ambitieuze roman die in februari uitkwam: Bert Wagendorps Masser Brock, door NRC met twee sterren weggezet want ‘overbevolkt’ (Zou jalousie de métier hier een rol spelen?). Ook daar veel woorden (450 bladzijden), tegenover de 350 dichtbedrukte pagina’s van Pefko. Maar, ook al is Pefko (nog) geen Nederlandse Scott Fitzgerald (the great Gatsby) het is ongelooflijk dat een roman die de mentaliteit van dat wereldje in Manhattan zo nauwkeurig weergeeft in ons kleine landje is geschreven. Daarom drieënhalve ster voor Daar komen de vliegen en tóch een afronding naar boven. Pefko zal wel niet te tevreden zijn, maar wie weet stimuleert het hem om nog meer schandalen aan te pakken. Misschien kan hij alvast een plakboek aanmaken over Donald Trump.
Reageer op deze recensie