'Iraanse Kafka' daalt af in een delirische geest
Een man ligt op zijn sterfbed en wordt bestormd door waanideeën en moordzuchtige fantasieën. Dan weer stelt hij zich voor hoe de slager hem te lijf gaat met zijn grote mes, dan weer ligt zijn vrouw in bed met de bedelaar aan de overkant. In zijn gedachten hoort hij gesprekken over zijn verhoopte spoedige einde. De voedster die hem verzorgt haat hij ook: "ze veronderstelde dat ik trots zou putten uit haar verhalen, terwijl ze me in feite jaloers maakte op de vulgaire onbenulligheid van haar verstand." Irreële gedachten? Mogelijk. "Maar ze kwellen me meer dan welke realiteit dan ook." Herkenbaar voor iedereen die worstelt met een opspelend brein.
Zijn gedachten vertrouwt hij toe aan zijn schaduw. Die schaduw lijkt op een uil, al net zo’n brenger van onheil in de Perzische cultuur als de raaf (zie The raven) in West-Europa en de VS. Het hele verhaal speelt zich ook nog ‘s af in een benauwde kamer – staat die voor een verwarde geest van of voor een geperverteerd, gedoemd land? Edgar Allan Poe zou het hem niet verbeteren qua horror. Talloze keren besluit de ik-figuur er een eind aan te maken. Eerst nog even wat herinneringen opschrijven. Lukt het hem zich te verzoenen met zijn tragische lot?
"Ik voel mij niet op mijn plaats in deze wereld, alsof die niet voor mij gemaakt was, maar voor lieden zonder schaamte of fatsoen."
De sfeer is duister, de waanzin nabij. Net als bij Franz Kafka. Toch maar even het werk van die goeie ouwe Franz erop nageslagen. Vrouwenhaat zie je niet bij Kafka. Integendeel, schrijft zijn biograaf Friedländer, hij was dol op ze, was voortdurend verliefd en had altijd wel verkering. Narigheid overkómt de hoofdpersonen bij nuchtere Franz, zoals Gregor in Die Verwandlung. De blinde uil lijkt meer een wraakzuchtige verbale uitspatting - opgeschreven tijdens een lange roes van wijn en opium. K..mensen! K..wereld! K..leven! Peilloze diepten openen zich voor de lezer. Dan denk je bij Hedayat eerder aan de rants en raves van Bukowski (Post office) of Céline (Reis naar het einde van de nacht). Daar word je niet oud mee en dat werd Sadegh Hedayat (1903 – 1951) dan ook niet.
Deze ‘eerste moderne Perzische roman’ werd geschreven in 1936. Modern als in introspectief, zonder gezwollen taal, niet fantasie-achtig. Expressionistisch ook: ‘ik schrijf uitsluitend voor mijn eigen schaduw, die zichtbaar is op de muur.’ De herhalingen, ongebruikelijk in westers proza, doen denken aan Hindoeïstische mantra’s. Maar hoezo ook alweer Perzisch? Dictator Reza Khan veranderde in 1935 de naam van Perzië in Iran (‘land van de Ariërs’). Ook in dit opzicht is dit boek actueel: Hedayat had niks met dictatuur en dus niks met Reza Khan. En ook niet met geestelijken. De Ayatollahs die in 1979 de macht overnamen en er een ouderwets-islamitisch land van maakten, stonden niet bepaald te juichen over de herdruk van dit boek.
Wanneer krijg je zomaar een prachtige – op het originele Perzische manuscript gebaseerde en niet uit het Engels nagebauwde - vertaling van een oriëntaals boek voorgeschoteld? Steeds vaker, wat uitgever Jurgen Maas betreft: hij is met zijn mensen een heel fonds van mediterrane meesterwerken aan het bouwen. Dit is nog ‘s andere koek dan Duizend-en-een-nacht. Je krijgt er nog een levensbeschrijving van Hedayat – wat maakte die man het zichzelf moeilijk - bij ook. Een ruime vier sterren en klein sterretje extra voor Jurgen Maas - en voor vertaler Gert de Vries natuurlijk, die welgemoed dit soort puzzels (‘uitdagender dan de Sudoku’s in de Metro’ zei hij ergens) aangaat.
Reageer op deze recensie