Debuut met wijze lessen en een Amsterdams tintje
Arthur is 40, een leeftijd bij uitstek waarop je op een kruispunt staat. "In ons land lijken veel mensen op de vlucht te zijn - op de vlucht voor zichzelf. Ben jij dat ook?", vraagt een oude vrouw hem. In deze novelle ontmoet de hoofdpersoon, op weg naar de afspraak met de halfbroer die hij nauwelijks kent, verschillende mensen die hem confronteren met zijn verleden, zijn tekortkomingenen en zijn angsten. Tijdens deze wandeling wordt hij gedwongen keuzes te maken voor zijn toekomst. Welke weg slaat Arthur in om vorm te geven aan de tweede helft van zijn leven?
Arthur is op zijn elfde door zijn moeder gedumpt bij zijn wrede biologische vader, zodat ze met haar nieuwe partner en hun baby Peter een nieuw leven kon beginnen. Hij vlucht op z'n vijftiende naar Amsterdam om zijn droom te realiseren sieradenontwerper te worden. Hij zit er nog steeds mee dat hij zijn goedhartige stiefmoeder toen achterliet. Zijn - nogal dominante - biologische moeder heeft hem wel weer geholpen zijn carrière als sieradenontwerper op de rails te zetten. Nu wordt hij ingezet om halfbroer Peter te 'redden'. Die heeft zich niet goed ontwikkeld en dreigt af te glijden naar de criminaliteit.
Net als Leopold Bloom in Joyces cultroman Ulysses, komt Arthur onderweg naar zijn afspraak met Peter allerlei mensen tegen, overkomt hem van alles en denkt hij er het zijne van. Van het idee dat alles bij andere families rozegeur en maneschijn is, wordt hij snel afgeholpen als een balletdanseres vertelt dat de stiefvader waarover hij in een café een gloedvol artikel las, haar heeft misbruikt. Een warmbloedige heilsoldate doet hem beseffen dat hij een levenspartner mist. Een oude vrouw die hij voor de tram wegtrekt en hem een kopje koffie aanbiedt doet hem inzien dat hij zijn ellende nooit heeft verwerkt. "Pas dan kan je anderen helpen."
Al deze stappen zijn één voor één nodig om Arthur zich te laten ontwikkelen als mens. "De hersenen tellen af tot een nieuw inzicht zich aandient. Het heeft geen zin op de zevende dag het luikje van de eenentwintigste open te maken. Wat je te zien krijgt, begrijp je nog niet." Hoe het met Peter afloopt vertelt het verhaal niet (een aardige, Beckett-achtige draai), maar dat is ook niet belangrijk: Arthur is dankzij de ontmoetingen en nieuwe inzichten 'gered'.
Wat er ook voortkomt uit self-publishing (zo mag je het risicodragende fictiefonds bij Aspekt wel noemen), het is altijd een groot avontuur. In dit geval in positieve zin: de vorm ('het leven in één dag') werkt niet storend en na elk hoofdstuk wil de lezer weten hoe de wandeling vérder verloopt, ook al liggen de levenslessen er soms wel wat dik op. Net als Joyce strooit Sven Cohen Stuart allerlei taalvondsten door zijn tekst heen. Er is misschien nog wel een diepere laag ook: net als het personage Arthur uit het boek heeft de auteur zelf ook op diverse kruispunten in het leven gestaan en ook hij is nieuwe wegen ingeslagen. Cohen Stuart verkocht ooit een succesvol bedrijf en werd hulpverlener.
Over de bedrijfsmodellen die Aspekt (vooral bekend van de militair-politieke boeken en biografieën) soms hanteert is nogal wat te doen, maar zonder de bemoeienissen van vader en zoon Pierik was deze novelle misschien wel nooit verschenen. Dat zou jammer zijn. Niet alleen voor Amsterdammers (de hele omgeving van de Leidsestraat komt erin voor), ook voor andere lezers die een onderhoudende debuutroman waarderen.
Reageer op deze recensie