Anti-Kerst en harde klappen
Na het succes van Schuld (2016) - vicieuze cirkels van ongeluk en onbegrip in Slotervaart - heeft Das Mag Walter van den Bergs eerdere werk gebundeld en opnieuw uitgegeven. En met recht. Eus, een contactgestoorde IT'er is in De Hondenkoning (2004) overgeplaatst, maar eigenlijk werkt hij in (of, zoals het lokale patois het wil) 'op' Sloterdijk. Dagelijks loopt Eus naar het met bewakingscamera's en beton vergeven station Lelylaan. Vanaf dit oord rijdt de trein naar Alphen aan den Rijn, ook al zo'n plek tussen niets en nergens. In kurkdorge taal vertelt Eus over zijn werk, dat bestaat uit het indrukken van de knoppen - soms maar een paar keer per dag - van branders waarop DVD's worden gemaakt. Eus kan de rest dag over vrouwen fantaseren en naar buiten staren. De overplaatsing zet een keten van gebeurtenissen in beweging. Het hunkeren lijkt tot twee keer toe in daden te worden omgezet. Maar nee. Kerst brengt hij masturberend en Jawsfilms kijkend ("het was de 52e keer dat ik de film opzette") door. Gestaag eet hij zich een weg door de inhoud van de twee kerstpakketten die hij dit jaar mocht ontvangen: "van allebei de locaties één." Deze hersensplijtende anti-Kerstroman is niet voor niets vergeleken met De Avonden van Reve.
In West (2007) komt voor het eerst Van den Bergs grote thema aan de orde: de onmacht van de kanslozen. Hier is Cor aan het woord, die met zijn broer Ron opgroeit in wat therapeuten een dysfunctioneel huishouden noemen. "We luisterden naar het geluid van de stompen in moeders buik. Niet in haar gezicht. Zo slim was hij wel. Je laat je vrouw toch niet bont en blauw de straat opgaan." De broers Ron en Cor proberen in deze stiefvaderterreur te overleven. Ook hier geen behaagzieke stijlfiguren of leuk bedoelde overdrijving, maar afgemeten zinnen en snijdend realisme. 'Zwaar' wordt het ondanks alles niet. De onschuld van de goeiige Cor doet je juist regelmatig met vochtige ogen glimlachen. Als de jongens van het plein niet op de trouwerij van een vriend uit de buurt mogen komen: "Het moet een vergissing zijn. Ik denk dat ze bij Robbie thuis te simpel zijn om een bruiloft te organiseren."
Huiveringwekkend is de derde roman in de bundel. In Van dode mannen win je niet (2013) komt de vader van ene Wesley aan het woord. Met hosselen houdt hij zich staande. Dan weer trapt hij een schuldeiser in elkaar, dan weer mept hij mensen hun huis uit voor een malafide huisbaas, of mishandelt hij jongens die een fiets gestolen zouden hebben. De agressie barst al los als hij een foto ziet van een dode echtgenoot bij een van zijn onduidelijke vriendinnen. Of als ze 'huilerig' doen. Of als hij ze 'gewoon zat' is. Als hij een vrouw slaat, doet hij wel eerst als een soort gunst zijn ringen af, want hij is de kwaadste niet. Schuldgevoel is hem onbekend. De situaties lokken het geweld gewoon uit, zo legt hij zijn van hem vervreemde zoon uit. De zwakken die hun onmacht afreageren op de nog zwakkeren - schokkend en op een vreemde manier fascinerend als een roman van Andre Gide (de immoralist).
Croniqueur van Amsterdam-West wordt hij genoemd, Walter van den Berg. Een stuk stad waar - zoals VN schreef - nóóit toeristen komen (behalve dan die paar zielenpoten uit het Corendonhotel middenin de wijk). Van den Bergs personages zoeken het geluk, maar er gaat van alles mis. Hoogbouw, scootmobielen en op rotzooiige parkeerpleinen rondhangende figuren bepalen het beeld. Hun hulpeloosheid ontroert.
Roept een origineel debuut als De hondenkoning al bewondering op, de latere twee boeken hebben een urgentie die je in de Nederlandse literatuur zelden ziet. Zo stijlvast, zo'n consequent doorgevoerde thematiek - adembenemend. Dit valt in de categorie Móet Je Gelezen Hebben.
Reageer op deze recensie