Verhalen die je bij de strot grijpen en niet meer loslaten
Poetsvrouwen: jullie zullen vaak geëmancipeerde vrouwen tegenkomen. De eerste fase is bij een actiegroep gaan, de tweede een werkster nemen, de derde scheiden.
De beste nieuwe boeken bestaan al jaren. Ze moeten alleen nog even worden vertaald en uitgegeven. Gelukkig heeft uitgeverij Lebowski dat gedaan met de rauwe verhalen van Lucia Berlin. Niet bedacht in Alcantarilha of Amsterdam-Zuid maar naar de realiteit opgeschreven in mobile homes, wasserettes en afkickcentra in Oakland. Als je graag Kurt Vonnegut leest of Myrthe van der Meer, is dit wat voor jou. En als je die niet leest ook. Helder en toegankelijk geschreven en toch zoveel diepgang - je kan er een essay van 27 pagina's over schrijven.
Het titelverhaal is prachtig opgebouwd. Berlin heeft geen moeilijke woorden nodig om een verpletterend goed verhaal te schrijven. Een werkster ontleedt de mensen waarvoor ze de huishouding doet in de bus op weg naar haar werkhuizen. De Amerikaanse samenleving van de onderkant af bekeken. Elke route levert absurde anekdotes op, afgewisseld met sarcastische tips voor aankomende collega’s. En dan zijn er nog een paar diepere lagen. Geen regels overslaan, anders mis je de clou.
In Dr. H.A. Moynihan beschrijft een jonge vrouw hoe ze de tanden trekt van haar enge opa, een tandarts in El Paso die de halve familie kapot heeft gemaakt. Hij gaat zichzelf van een kunstgebit voorzien en vertrouwt niemand anders. De operatie slaagt. ‘Hij heeft goed werk geleverd’, zei mijn moeder. ‘Nu haat je hem toch niet meer, hè mama?’ ‘Oh jawel’, zei ze. ‘Zeker wel.’ De rillingen lopen over je rug. Was het maar niet autobiografisch, denk je onwillekeurig.
Een mooie mysterieuze vrouw maakt dat de hoofdpersoon in Melina zich zo eenzaam voelt dat ze het liefst een tent zou bouwen in de kamer om zich in te verstoppen. Ze neemt wraak door de schoonheid bang te maken. In een gewoon verhaal was het nu klaar, maar bij Lucia Berlin niet. Hoofdpersoon en lezer krijgen nog een keíharde trap na. Zo gaat het in veel verhalen: ene Anna gaat oudjes helpen maar die blijken het eigenlijk voor haar te doen (‘Vrienden’), een vrouw lijkt in een hartverscheurend verhaal haar alcoholistische moeder vergiffenis te gaan schenken, maar nee, toch niet: 'Ik... ik ken geen genade.' (‘Mama’).
Zware kost met al die kneuzen en mislukkingen? Totaal niet. De meeste verhalen druipen van de droge humor en sommige zijn wezenloos komisch. Zoals 'Een affaire', waarin een arts, zijn zwoegende assistente en een vreemdgaande receptioniste zich in een onmogelijke driehoek bevinden. Natuurlijk spat de boel uit elkaar, maar niet op de manier die je verwacht. In 'Eerste hulp, aantekeningen, 1977' volgen de uitzinnige gebeurtenissen elkaar in hoog tempo op.
Lucia Berlin was de Peggy Lee van de literatuur: talentvol en aantrekkelijk, maar altijd toestanden. Verslavingen, domme beslissingen, foute mannen. Een vrouw die zolang ze zich kan herinneren slechte eerste indrukken maakt (blz. 25). Als kind gepest met haar rugbeugel. Nadat Alices ribben toch een long hadden doorboord was het bijna afgelopen, maar zoals Peggy bleef zingen met de zuurstoffles op haar rug, bleef Alice stug doorschrijven met een hap pijnstillers achter de kiezen en een fles whiskey bij de hand. Zat materiaal dus voor autobiografieën. Je moet als schrijver alleen wel een stem hebben om indruk te maken. Die heeft Alice, en niet zo’n beetje ook. Ze schrijft of ze in de bus tegenover je zit en haar levensverhalen over je uitstort.
Berlins oeuvre omvat maar 78 verhalen, waarvan je met de Handleiding de helft te pakken hebt. Ze is om het op z’n Nederlands te zeggen een schrijversschrijver. Literatuurcritica Maartje Wortel is in haar voorwoord laaiend enthousiast. Kunnen wij, ongeschoolde leesamateurs deze Hogere Kunst dan wel waarderen? Ja. Dit zijn prachtige verhalen, prachtig uitgegeven en prachtig vertaald. Daar wordt ieder mens blij van.
Reageer op deze recensie