Zo volmaakt als het alledaagse kan geen wonder zijn
De regel hierboven, uit 'Hier en nu', zegt veel over Peter Swanborn (1963). Swanborn observeert stad en natuur en laat daar de magie van taal op los. Dat had je al kunnen weten bij 'Naar buiten', het eerste gedicht in deze bundel (fragmenten):
"Hoe een straatlantaarn weigert uit te gaan
Hoe een vrouw op twee benen staat
Hoe een boomwortel bolt, klinkers duwt,
hoe een graspol zich niet kennen laat."
Je ziet de dichter ’s ochtends vroeg de straat opgaan. Terwijl wij naar school en werk racen, staat hij zich te verwonderen over de bezieling van alledaagse dingen. De lantaarnpaal die eigenzinnig zijn lamp laat stralen, al is het ochtend en wordt het tijd dat de zon het overneemt. Een vrouw bij de bushalte - hoe wonderlijk is het dat die niet voorover- en niet achterovervalt. Stukjes natuur die overleven tussen steen en beton.
Als je het zo bekijkt, wordt er in die straat op een heleboel plekken strijd geleverd. De lantaarnpaal verzet zich tegen de logica. De vrouw moet de spieren activeren om de zwaartekracht te overwinnen. In gedachten versnelt de dichter de tijd en ziet hij een boomwortel zich opbollen als de gekromde rug van een gewichtheffer en het gevecht met de klinkers aangaan, en ziet hij de vertrapte graspol als een neergeslagen bokser overeindkomen.
Poëzie die ‘genadeloos persoonlijk’ (Wim Brands) is, een andere kracht van Swanborn, zie je in gedichten als 'Waanidee' (fragmenten).
"Zeven uur stipt. Gezicht onder koude kraan. Pil
nummer één. Acht uur dertig precies. Eerste poging tot bestaan
Vangt aan."
Wat voor de meesten van ons gewoon is, is voor de dichter een hele opgave. Het duurt wel anderhalf uur voor hij de moed heeft de deur uit te gaan en zonder pillen lukt dat al helemaal niet. Wat een contrast met het eerste fragment: daar is hij vol enthousiasme over natuurwonderen waarvan het ‘zien’ ons moeite zou kosten. Wat wij doen – opstaan en ertegenaan – dat vindt hij juist weer erg moeilijk.
Peter Swanborn, de man die volgens eigen zeggen ‘het raadsel van het bestaan in zesentwintig letters [wil] vangen’ is een rasrotterdammer. Als stadse dichter ziet hij fantaserend op zijn balkonnetje de havenstad als schouwtoneel. Swanborn werkte als kunstenaar en fotograaf, publiceerde in Nederlandse en buitenlandse literaire media en sleepte voor zijn poëzie al vele nominaties binnen. Hij werkt voor de Volkskrant op de boekenredactie.
Taal we die we maar al te graag in ons hoofd en hart dragen. Brok in de keel.
Reageer op deze recensie