Haal meer uit je leeshobby met Lidewijde
Dit kan een heel korte recensie worden. Korter nog dan de verhalen die Lidewijde Paris bespreekt. In slechts drie woorden kunnen we het af: koop en geniet. Voor wie niet weet hoe geinig de boeken van Lidewijde zijn, of als je nog even dat ‘ja!, ja!’-gevoel wil hebben, volgt hier een uitgebreide uitleg.
Wie een beetje thuis is in de wereld van het korte verhaal kent de namen van Kurt Vonnegut, Edgar Keret, David Leavitt, Flannery O’Connor die Lidewijde Paris als voorbeeld stelt. Je kan bij haar ook auteurs tegenkomen waar je nog nóóit van het gehoord, zoals Tiffi, of ontdekken van wie je nog alleen de naam kende zoals Annelies Verbeke. Steengoeie verhalen. Maar wát maakt die verhalen dan zo goed? Paris is een kei in het aanstekelijk schrijven over literatuur. Ze is als die leraar of lerares die je voor dat ene vak in vuur en vlam kon zetten.
Met lichte schaamte geeft Paris haar lezers ‘opdrachten’ om te leren kijken, het geheim van de schrijver te leren ontrafelen. Ze is een beetje modernistisch ingesteld: ‘boodschappen’ zijn suspect, leren dat er één goede uitleg is wringt. Maar wat een voldoening als je bij het beantwoorden met Lidewijde op één lijn blijkt te zitten – je ‘snapt’ het. Soms wijkt je visie af – niet erg -, verhalen zijn van de lezer dus daar is Lidewijde heel relaxed over. "Hun diepste mysterie blijft toch wel behouden." Maar… maar…, verpest dat getheoretiseer niet het ‘échte’ leesplezier? Lidewijde vindt soelaas bij Virginia Woolf: het is juist verrijkend om je vermogens te ontwikkelen. “We moeten ze oefenen, nauwgezet en gedegen”. En bovendien: dat een tekst tegen een stootje kan is een teken van kwaliteit, vindt Lidewijde.
"De verhalen bleven fier overeind staan, hoezeer ik ze ook determineerde."
Natuurlijk, de toon is licht. Maar is dat niet héérlijk? Denk even terug aan aan Pierre Janssen, een slungelige museumdirecteur die met zijn ‘Kunstgrepen’ lang geleden beeldende kunst op tv populariseerde. Wat werd die man gehaat door het artistieke establishment! ‘Handelsreiziger’, ‘cabaretier’ - dat was nog het mildste. Maar half Nederland leerde van hem over Karel Appel, Paul Cézanne en Pablo Picasso. Wijlen Joost Zwagerman had dat enthousiaste ook, misschien een beetje te veel zelfs - later leerden we dat dat ontsnappogingen waren uit een diep zwart gat.
We zijn nu – na het succesvolle Hoe lees ik - in het tweede jaar. Paris durft met ons meer de diepte in te gaan. We gaan op zoek naar de bedoelingen van de auteur. Waarom precies worden bepaalde metaforen gebruikt? Waarom soms de tweede persoon? Hoe wordt er gespeeld met ‘showing’ en ‘telling’? Onopvallend worden we het woud van literatuurtheorieën in geleid. Bang zijn om te verdwalen hoef je met Lidewijde als gids niet. Zelfs niet als we duistere begrippen als focalisatie, dat in het verlengde ligt van perspectief, passeren. Ooit begon elk verhaal namelijk met ‘er was eens…’: alwetende vertellers keken neer op het toneel waarin personages hun rol uitspelen. Tegenwoordig ‘ploepen’ (om de heerlijk irreverente term van Lidewijde te gebruiken) we het ene hoofd in en dan weer het andere - soms weten we niet eens wiens gedachten we lezen. Daar doen schrijvers knappe dingen mee. Paris maakt je daarvan bewust.
Je haalt meer uit een verhaal als je Lidewijde in je achterhoofd hebt. Tien workshops zou ze ooit geven. Het werden er 40, 80, en nu … ze is de tel kwijt. En dat allemaal omdat literatuur ‘snappen’ leuk is. En wat nu? ‘Hoe lees ik poëzie’? ‘Hoe schrijf ik’? Een bundel belevenissen? Een vlog? Want we willen natuurlijk méér.
Reageer op deze recensie