Pleidooi voor de fantasie in de vorm van een whodunit
Inspecteur Anthony Peers van de Parijse politie krijgt het in een verdwijningszaak stevig voor de kiezen. Een vrouw is verdwenen en iedereen schijnt te begrijpen wat er aan de hand is. Laat de stuntelende Anthony zelf nou helemaal níet beschikken over enige verbeeldingsvermogen. Dit detectiveverhaal, het laatste werk van de onlangs overleden auteur Aristide von Bienefeldt, is vooral bedoeld als een pleidooi voor de fantasie. Verwacht dus geen standaard whodunit.
Dienstklopperig, rechtlijnig, een gebrek aan talent voor plezier en geluk - Anthony Peers lijkt wakend te slapen, vol van zichzelf en van zijn nieuwe Swatch-horloge. ‘Ik werk zeven dagen per week, 24 uur per dag.’ Relaties mislukken voortdurend en in zijn appartement staat alleen een twijfelaar zodat scharrels die na de daad willen blijven slapen worden ontmoedigd. Terwijl Anthony (was er ooit eerder een biseksuele speurder?) aanrommelt met zijn privéleven en in zijn werk doodlopende sporen volgt, kan iedereen die hij spreekt hem vertellen dat zoeken weinig zin heeft. De vermiste Valeria Bodar is een muze, en muzen verdwijnen even raadselachtig als ze verschijnen.
De auteur verwijst naar balletdanseres Zizi Jeanmaire, en naar de roman Tous les matins du monde (teleurgestelde vrouw wist haar verleden uit). En wat maakt het eigenlijk uit of de mysterieuze ‘niet-hoofdpersoon’ die boven het verhaal zweeft een levenskunstenares was die graag in het niets wilde oplossen of juist een fantoom, in het leven geroepen door een getikte huisbazin om de boel af en toe leuk op te schudden? Misschien was ze zelfs ooit wel een man!
De moderne mens Anthony blijft hardnekkig in het duister tasten. In het laatste deel van het boek wordt hem over de telefoon omstandig toegeroepen dat het toch zo goed voor hem zou zijn als hij zich zou openstellen voor die fantasie... Misschien is de auteur hier zelf wel aan het woord in een laatste poging ons lezers ervan te overtuigen dat het in het leven om meer draait dan spullen en feiten. De oproep waarmee het boek eindigt maakt dat alleen maar waarschijnlijker.
Von Bienefeldt, een alter ego van ene Rijk de Jong, stel ik me voor als een complex en erudiet mens. Een jonge, wilde versie van Adriaan van Dis en al net zo verliefd op Parijs. Zijn eersteling, Bekentenissen van een stamhouder ('een tragikomische roman over de herenliefde'), speelde zich ook af in de stad die symbool is geworden voor romantiek. In die tijd reikten de speculaties over de identiteit van de auteur tot in de hemel. Von Bienefeldt/De Jong was dol op dit soort mystificaties. Zelfs zijn geboortedatum wist hij met raadsels te omgeven. 1959? 1964? ‘Veel van mijn lezers geloven in sprookjes, net als ik zelf. Ze zijn niet geïnteresseerd in de rauwe werkelijkheid’. Zo zou de indrukwekkende voornaam van zijn pseudoniem door een Britse vriend zijn bedacht. Moeten we dát geloven? Meer voor de hand ligt dat een andere, uiterst flamboyante, Aristide als voorbeeld diende. De man wiens portret in zwarte cape en rode sjaal talloze huiskamers sierde: de 19e-eeuwse Parijse chansonnier en acteur Aristide Bruant.
Naar verluidt schreef De Jong/Von Bienefeldt dit boek toen hij wist dat hij ongeneeslijk ziek was. Wie de titel letterlijk neemt (Malinconia is Italiaans voor zwaarmoedigheid) zou kunnen redeneren dat hij beschrijft dat hoe de muze die hem tot leven bracht, wegzweeft. Of dat we moeten berusten in het langzaam oplossen in het niets van een vrouwelijke verschijningsvorm van De Jong. Af en toe lijkt de novelle met de dood op de hielen neergepend: tegenover mooie taalvondsten staan knarsende zinnen.
Een tweede Kellendonk is Von Bienefeldt stilistisch gesproken niet. Personages worden met een grof penseel geschilderd. Deze recensent bleef ook niet achter met de meer dan honderd nieuwe ideeën in het achterhoofd die de flaptekst beloofde. Een calvinist zou misschien een ster aftrekken voor deze tekortkomingen. Maar Aristides (in kneuterige NCRV-programma’s paradijsvogels genoemd) en pleidooien voor de fantasie verdienen een steuntje in de rug. Toch vier sterren.
Reageer op deze recensie