De knotsgekke wereld achter 'het antivirus tegen deze tijd'
Iedereen slaapt wel ’s in een hotelkamer. Iedereen maakt wel ’s wat geks mee. Maar er is een Bas Kwakman voor nodig om dat in tekeningen en Kees van Kooten-achtige monografieën te vangen. Het is ook typisch Bas om er meteen een boek over de rol van poëzie in de samenleving van te maken.
Zó ligt Bas in het zwembad van een zevensterrenhotel dat eigendom is van een Chinese zakenman/dichter, zo ligt hij tussen de bedwantsen in een tent in een vaag Oost-Europees land. In Colombia’s drugshoofdstad Medellín staat er al een vlammend artikel in de krant over de corrupte bezoekende directeur vóór het festival überhaupt begonnen is. Geen nood. "Dat is geschreven door Tenorio, die mocht niet komen, en die is nu een beetje boos", lacht de organisator. De Ierse president ("come with me, Dutchman") wil Bas zijn collectie van schilderijen laten zien van zeeslagen die de Nederlanders verloren hebben. "Dat kunnen er nooit veel zijn", mompelt Kwakman. Inderdaad, het is er maar één. "Next time, you lead me through the Rijksmuseum, Dutchman."
Waar het werkelijk om gaat is de poëzie – het antivirus tegen de overgepolitiseerde tijd, in de woorden van de Roemeense dichter Ion Muresan. Kwakman citeert de beroemde Poolse dichteres Wislawa Szymborska: "Als je door een bos zwerft zet je politieke stappen op een politieke grond." Poëzie als protest tegen de dictatuur, als uitlaatklep voor verdriet en pijn, om onrecht aan de kaak te stellen of om over de schoonheid van de liefde te delen. Kwakman schrijft aanstekelijk over zijn drang woordkunstenaars op te sporen in Zimbabwe, Mongolië en Colombia. Sommigen zijn hun dorpje nog nooit uit geweest, laat staan dat ze in een vliegtuig hebben gezeten. Het honorarium voor het festival betekent voor hen zo ongeveer een jaarinkomen. Dan weer zijn ze zoek, dronken of ronduit gestoord, dan weer schofferen ze de festivalorganisatie of Kwakman zelf.
Wat de lezer voor Bas doet smelten is zijn eerlijkheid. In Macedonië ligt hij boven te kreperen van de hoofdpijn terwijl het festival beneden z’n gang gaat. De ene dichter komt met een grog, de andere met ginkgozetpillen, weer een ander met Alka-Seltzer. "Ik schakel de tv uit. Vanaf hier verafschuw ik alle goede bedoelingen." In Chicago bedelt hij om geld voor zijn festival bij een ‘foundation’ die is ontstaan nadat een matige dichteres honderden mijloenen naliet aan de redacteur van het enige tijdschrift dat haar niet helemáál afwees. Lukt niet. De door hem aanbevolen Cees Nooteboom beledigt in Zuid-Amerika onder het motto van 'humor' zijn publiek. Breyten Breytenbach verklaart Bas' festival voor 'dood' nadat hij zich afgewewezen voelt. Kwakman neemt nog een hoofdpijnpil, schildert en schrijft de narigheid van zich af en gaat verder waar hij gebleven was.
Bas Kwakman (1964) is van oorsprong beeldend kunstenaar. Hij leidt Poetry International, dat van een Rotterdams initiatief in 1969 – ook heel Rotterdams - uitgroeide tot een toonaangevend jaarlijks evenement annex belangenbehartigingsorganisatie en zette de World Poetry Movement op de kaart. Zo werd hij een veelgevraagd adviseur. En dat leidde weer tot de vervreemdende gebeurtenissen waar een poëziedirecteur op reis kennelijk onvermijdelijk in terechtkomt.
Een harde werker moet hij zijn: een ander bezuipt zich in de bar, maar Bas maakt op zijn kamer de prachtigste collages, waterverfschilderijen en pentekeningen van de hotels waar hij verblijft. Zó getuig je van liefde voor kunst en poëzie. Zó laat je zien hoe relevant die kunnen zijn en hoe grappig, gek en waardevol de verdwaasde zakenmensen, bekeerde kickboksers, losgeslagen vrijheidsstijders, onnavolgbare autodidacten en alcoholistische dromers die erachter zitten. Mooi vormgegeven, aansprekende stukjes, leuke inzichten, prachtige illustraties. Een boek om in alle kamers van hippe boutique-hotels op het nachtkastje te leggen.
Reageer op deze recensie