Guus Middags liefdevol portret van een bijzondere vrouw
Kunstenaars zie je vaak met leuke meisjes. Je zou wel ’s willen horen hoe die de energie opbrengen steeds weer die ego’s te strelen. Dit ís zo’n verhaal. Je kan het lezen als een nietsontziende kroniek van het kunstenaarsmilieu in Nederland in de tweede helft van de 20e eeuw; als een literaire zoektocht naar vervulling, en als een meeslepend relaas over vallen en opstaan en wéér vallen en wéér opstaan.
Therèse is een intelligent en wat wereldvreemd meisje dat zich met moeite losmaakt uit een beklemmend Limburgs milieu. Vader denkt dat ze is verwekt door de dokter. Aan haar strenge moeder weet ze alleen te ontsnappen door te vluchten in een jas die ze met min 5 van de waslijn trekt en met geleend geld – vandaar de titel. Ze gaat studeren en zoekt troost in het kunstenaarswereldje van Bergen en Amsterdam. Daar loopt ze forse klappen op. Ze klaagt niet, neemt de verantwoordelijkheid voor haar soms naïeve beslissingen, begint steeds weer van nul af aan en doet desnoods oppaswerk of oppervlakkige vertaalklussen om te overleven.
Jan Romein, Maurits Mok, Elly de Waard, Dick Hillenius, Nico Frijda, Hugo Brandt Corstius, Armando, Herman Berserik… ze komen allemaal voor in dit levensverhaal. Artistieke mensen. Wij buitenstaanders zien vooral types waarbij het altijd over henzelf gaat. Net als in de bekende mop: "Genoeg over mezelf. Nu over jou. Wat vond je van mijn laatste optreden?" Therèses zijn er om bevestiging van te krijgen, het huishouden te doen en de huur te laten betalen, want de ego’s zijn met Kunst bezig. ‘Bevroren jas’ is verre van een afrekening, maar tussen de regels door lees je wel hoe moeilijk het is om met een kunstenaar te leven. Want dat heeft ze geprobeerd. Verscheidene malen zelfs, tegen beter weten in.
Zoals een boek van Proust is doordesemd van lange zinnen, zo wemelt het in Therèses levens van de ongelukkige liefdes en verkeerde mannen. Schrijver Nico is getekend door zijn oorlogsverleden. Grünewald kan het leven niet aan. Dichter Chris is een egoïstische schoft. Adje van nog net geen 18 maakt een andere vrouw zwanger. Jan de Boer drinkt zich dood. Fascinerend, maar zo dramatisch dat de lezer gaat hopen dat er 's een goéie vent langskomt. En ja, op haar 73e (!)ontmoet Therèse de zachtaardige Carlos met wie ze een decennium lang een mooie liefde beleeft.
Natuurlijk gaat het over Marcel Proust - volgens sommigen onleesbaar in het Frans, laat staan in het Nederlands. Therèse was 25 jaar bezig met een gewetensvolle vertaling van A la recherche du temps perdu. "Proust lees je niet om het verhaaltje, die lees je om je te doordrenken met zijn gedachten en gevoelens". Dat die vertaling zoals ze het zelf zegt "onder vuur ligt" doet haar verdriet. Hoogte- en dieptepunten liggen sowieso dicht bij elkaar in haar leven: krijgt ze de Nijhoffprijs, heeft ze net weer kanker. Woont ze ergens leuk, wordt ze eruit gezet. Dat is wat ze haar zwerversmotief noemt: in plaats van haar plek op te eisen stapt ze altijd weer op als het haar moeilijk wordt gemaakt. Ze blijkt steeds weer sterker te zijn dan ze zelf denkt: tegenslagen komt ze steeds weer te boven. Daar krijg je energie van als lezer.
Je gaat als vanzelf houden van die dynamische en veelzijdige vrouw die Guus Middag zo liefdevol beschrijft. Beeldhouwster, kinderoppas, vertaalster Frans en Duits, opofferende echtgenote, plaatsvervangend grootmoeder... En dan blijkt op pagina 203 nog even dat Therèse heel goed cello speelt. Over zo’n bewogen bestaan raak je niet snel uitgepraat. Haar biograaf kwam voor een achtergrondartikeltje en 25 gesprekken later ligt er een manuscript van 220 pagina’s. "Zelf zou ze dit boek niet geschreven hebben", zegt hij in de inleiding. Daar is ze waarschijnlijk te bescheiden voor. Therèses avonturen vormen een levenskunstwerk dat het verdient door heel veel mensen gezien te worden. Gelukkig kan je Guus Middag de vrije hand geven met de zekerheid dat er een prachtige tentoonstelling uitrolt.
Reageer op deze recensie