Berichten uit het leven van een schrijver-gigolo
‘Een vreemde mengeling van aantrekken en afstoten’. Dat roept Nederlands literaire kwajongen op bij een anonieme lezer die op de omslag van Thuis ben je wordt gequoot. En zo is ‘t maar net, met deze gebundelde stukjes van Arnon Grunberg (1971), de alomtegenwoordige voor onlinemedium De Correspondent.
Aandoenlijk is Grunberg als hij vertelt hoe het koekoeksjong op het Joodse nest als puber naar een psychiater wordt gestuurd. Hij heeft zijn orthodoxe opvoeding afgezworen en wil niet meer naar school – dan móet je wel getikt zijn. De schrijver is daarom nog steeds bang om ‘gek’ te worden:
"Ik ben altijd nieuwsgierig geweest naar de waanzin, overigens zonder die te willen romantiseren. De nieuwsgierigheid grensde eerder aan angst."
Ook in dit boek vind je stukjes over Grunbergs roemruchte verblijfsperiode in een psychiatrische instelling in Vlaanderen.
Irritant-grappig is hoe de persona ("in het echt ben ik veel aardiger") van de zelfbenoemde schrijver-gigolo in 'Hotelmens' goochelt zijn met relaties. Zo is daar Aaf, die niet wil dat hij over haar schrijft. En R., die kennelijk écht niet wil dat hij over haar schrijft. En Sigrit. En Elayne. En zijn ex waarmee hij nog steeds op vakantie gaat. En de vrouw die mailtjes stuurt dat ze zijn boeken liefst naakt in bed leest. En dan is er nog het appartementje dat nog 't dichtst bij een 'thuis' komt, met de secretaris die de fanmail verwerkt en de werkster die zo graag gebakjes mee-eet. Waar anders kan dat zich bevinden dan in New York, het centrum van de (westerse) wereld?
De kennissen die we tegenkomen zijn meestal de zichzelf feliciterende types uit de kunstwereld - shabby snobs, noemde Scott Fitzgerald ze in zijn beroemde Tender is the night, dat overigens ook over gekte en opscheppers gaat. De berichtjes over toneelstukken die worden opgevoerd, over lezingen voor belangrijke gezelschappen - ’t komt allemaal nogal hol over. En tóch, en tóch, ook al gaat het allemaal niet diep, of misschien wel juist daarom, dit Woody Allen-achtige exhibitionisme lees je met een glimlach. Baron von Münchhausen van Rudolf Erich Raspe, de fantast die op vogels rond de wereld vloog en op doormidden gehakte paarden veldslagen won, was ook een l.., maar ook één van wie je alles wilde weten.
Je weet pas wat je mist als je Hotelkamerverhalen leest van poëziefestivalgoeroe Bas Kwakman, dat ongetwijfeld veel kleinere oplagen zal halen. Hier geen namedropping, maar ervaringen met onbekende en knotsgekke dichters. Geen decadente luxe in New York en Zürich, maar ranzige hotels in Azerbaidjan en Mongolië. En ook nog eens voorzien van melancholische aquarellen van de auteur zelf. Ook een hotelmens, maar dan eentje van het gevoelige soort.
Het is ook weer typisch Grunberg om zich aan Hotelmens van Philip Roth te willen meten, een man met een leven vol drama en een ellendig alcoholistisch bestaan in derderangs hotelkamers. Een anonieme lezer die op de binnenzijde van de omslag wordt geciteerd meent dat Grunbergs waarnemingen ‘in alle opzichten diep de kern raken van ons bewegen in dit leven’. Voor wie ook ‘in alle opzichten’ op Arnons golflengte zit zijn dit aardige stukjes. Zit je dat niet, dan is dit een wel héél gemakkelijk bundeltje. Tweënhalve ster. Afgerond naar boven, want Arnon, ach...
Reageer op deze recensie