De fascinerende tegenstrijdigheid van P.F. Thomése
Hoe is het om P.F. Thomése te zijn? Niet gemakkelijk. 'Ik ben hem het liefst als ik niet doorheb dat ik hem ben. Nu we het over hem hebben, ben ik hem dus liever even niet.' Nachtwerk bevat 30 facetten van wat deze enigmatische auteur wél is: auteur van krantenartikelen, verhalen, essays, bestsellers, inaugurele redes… En geestelijk vader van J. Kessels natuurlijk.
Als het gaat om persona’s doet Thomése (Doetinchem 1958) niet onder voor wijlen Brandt Corstius. ‘Ik schrijf boeken die telkens van een ander zijn, al gebruikt hij steeds mijn naam.’ Daar is de cultuurpessimistische bijna-drs. T., die geschiedenis studeerde, redacteur was van een literair maandblad en bekent aanhanger te zijn van de nihilist Nietzsche. Daar is de mopperige journalist Thomése (hij werkte voor de Eindhovense Courant) die commercialisering en oppervlakkigheid signaleert. Daar is de succesauteur J.F., die bestsellers schreef als Schaduwkind en aan indringend zelfonderzoek doet. En, jazeker, we duiken ook in J. Kessels’ van bier, frikandellenvet en countrymuziek doordrenkte wereld.
Als je een bladzijde omslaat kan je zomaar verrast worden door een essay over de Scandinavische schrijver Knut Hamsun, die vanwege zijn keuze voor het nazisme onder het tapijt van de geschiedenis is geveegd. Dan weer gaat het over het verwijderen van een voorhuid en zó lees je een fantasieverhaal over Maraboes. Zomaar ergens wordt ons de deconstructie van een vrouwenjagende, aan beroemdheid verslaafde egoïst voorgeschoteld (Terminaal Telefoontje). Misschien een angstvisioen van 's schrijvers eigen toekomst?
De mystiek van het schrijven houdt Thomése bezig. ‘We bestaan uit vormen en zitten gevangen in taal’ (De werkelijkheidsverbeteraar). En wat is dan authenticiteit? Is die niet onherstelbaar door de gehaktmolen van de commercie gegaan? En ironie, is dat iets van vroeger of juist een gemakkelijke, moderne manier om te laten zien dat je boven de materie staat? Beroemd zijn is suspect. ‘Ik denk dat dat hele obsessie met roem en gezien worden voortkomt uit het verlangen toeschouwer te zijn van je eigen leven.’ Maar zónder kan je ook weer niet. Verplichte kost voor wie is geïnteresseerd in de dilemma’s van het schrijversvak.
Thomése schopt in Nachtwerk als een 21e-eeuwse Hermans tegen het literaire establishment aan. Recensenten (‘heb medelijden met hen, zij weten niet wat zij doen’), uitgevers (‘verfoeilijke marketing’), critici die het Bamischandaal niet pikten krijgen er allemaal van langs. Maar Frans, je was toch zo tégen platvloersheid? Niet meer. ‘Ik sta bekend als een schaamteloze schrijver.’ Tegenstelling op tegenstelling: verwijt Thomése de Connie Palmens van deze wereld dat ze zichzelf centraal zetten, De onderwaterzwemmer, waarin een jongetje op dramatische wijze zijn vader verliest, dat is hij zelf (Even een interviewtje 1). Een van zijn eigen personages (Herman Visch uit Heldenjaren) beklaagt over deze morele uitverkoop. (Ingezonden brief). ‘Stelt u toch eens uw prioriteiten!’ Dat is dan wel weer erg grappig.
‘Antischrijver’ wil Thomése zijn, maar hier schuilt iets bourgeois in nu hij zelf door zijn succes onderdeel is van datzelfde literaire establishment waar hij zich tegen afzet. Soms blaast Thomése zo hoog van de toren (‘de zwijgende meerderheid moet doen waar hij goed in is: zwijgen’) dat je denkt aan jeugdige bravoure. Als je de bron op internet nazoekt blijkt het dan om een lezing uit 2014 te gaan. Een verantwoording welk stuk wanneer werd geschreven wordt node gemist. Wat meer compassie met degenen die geen gymnasiumopleiding konden volbrengen, die nooit zullen worden voorgedragen voor een oeuvreprijs, kortom zij die het minder talent moeten doen, had ook wel gemogen.
Reageer op deze recensie