Hedonisme en humor - voor de laatste keer?
Beigbeder… da’s een Franse versie van Kluun of Brusselmans. De brutale bohemien bourgeois gebruikte drugs op tv en verscheen dronken bij interviews. Nu is hij 50 en bang voor de dood. Misschien is het binnenkort wel met hem gedaan! Onacceptabel. Dus gaat hij met zijn dochter samen op zoek naar methoden om eeuwig te leven. Belangrijk literair thema, aldus Le Freddy, want tegenwoordig maken wetenschappers het op dat vlak bonter dan fictieschrijvers. Het brengt hen in oorden als New York, Jeruzalem en Genève. In de Zwitserse kliniek zijn ze al bijna zover dat ze kapot DNA kunnen repareren, en een Frans bedrijf kan hem aan de hand van zijn DNA vertellen of hij op z’n zeventigste aan Parkinson zal overlijden. Hij krijgt het knap benauwd:
“In een wereld waarin mensen sterfelijk zijn, is elke optimist een oplichter.”
Van de therapeut die hem over z’n echtscheidingen heen heeft geholpen krijgt hij weinig steun.
“‘Wilt u het eeuwige leven? De vorige keer dat u hier was kreeg ik de indruk dat u het tegendeel nastreefde.’”
Uiteindelijk belanden we in de toekomst en gebeurt ondanks laserbloedtransfusies het onvermijdelijke. In een flits ziet de ik-figuur wat ècht belangrijk is… Voor we zover zijn gaat het over van alles: voor- en nadelen van de dood, de te snel veranderende wereld, mooie vrouwen, foute mannen, vaderliefde... Scheldkanonnades afgewisseld met seks en semi-intellectuele aforismen – zo hebben de Fransen het graag. Je ziet ze in de Métro van Clignancourt naar Châtelet gniffelen bij uitspraken als:
“Het atheïsme is een godsdienst als alle andere. Het enige waarin het zich onderscheidt: hel en paradijs zijn een en dezelfde plaats, en wel hier.”
Zoals wel meer boeken van de fameuze Frédéric is dit boek deels fictie, deels realiteit. Dochter Romy die zo van hem is vervreemd ("ik realiseerde me in die twee dagen in Genève dat we nog nooit zo lang samen waren geweest"), heet in het echt Chloé. Jean-Marie Morandini, een die in een Job Kemna-achtig schandaal (als in ‘uitkleedcastings met jonge jongens’) verwikkeld is geraakt die er in dit boek ouderwets van langs krijgt, bestaat wel echt.
Is le clown ‘soft’ geworden? Het lijkt er wel op. Hij schrikt ervan dat zijn ouders op sterven liggen (“ik wil geen 50-jarige wees zijn” – hoe huilebalkerig wil je het hebben), hij snottert dat hij zijn huwelijken heeft verklooid. In zijn nieuwste essays maakt hij zich druk om de toekomst van Frankrijk na de gelehesjesbeweging. We zouden bijna gaan denken dat de eeuwige puber volwassen wordt - gelukkig maar dat hij al op pagina 44 omstandig zijn zaad uitstort in de assistente van de Geneefse prof die hij die middag heeft ontmoet: ze heeft vanzelfsprekend een amour fou opgevat voor onze viriele hoofdpersoon.
Net als Kluun (Raymond van de Klundert) is Beigbeder ex-reclameman, en ook hij weet zichzelf goed te verkopen. Zijn kritiek op de reclamebranche (99 Francs) en een roman over de modewereld (Vergeef me, 2007) haalden hoge oplagen. Het moet gezegd: zijn hedonisme-en-humorformule werkt. Net al je je ergert aan die over het paard getilde Parijzenaar, relativeert hij zijn ijdelheid net zo hard als hij ermee koketteert.
“Bij meer dan 100.000 likes op een Facebookpost krijg ik wel ’s een erectie.”
Ook dit boek is weer als Beigbeder zelf: seksistisch, maar ook geinig. En ook nog ‘s ontzettend leuk vertaald door Marianne Kaas. Je bent geneigd hem te vergeven dat hij op één bladzijde (64) in tien zinnen 15 keer het woord ‘ik’ gebruikt. Zonder die vantardise (pocherij) zouden er met gemak vier sterren aan het firmament schijnen, nu balanceert monsieur B. net boven de 3,5.
Reageer op deze recensie