Schilderen met woorden, maar dan echt
Huub Beurskens (1950) is zowel schrijver/dichter als beeldend kunstenaar. Mooi om te zien hoe dat beeldende zich uit in woorden ('Bij het schrijven van ansichtkaarten', fragment):
"Blijkbaar wil ik iets delen met mijn keuze
uit de kaartenmolen die ik treuzelend
naast de Ola-ijsvrieskist liet piepen voor
een inktzeeblauw, gifgroen dal, het bergdorp
te wit in het eeuwige glansdrukseizoen"
Je ziet Huub al staan bij dat ansichtkaartenmolentje naast de Ola-ijsjesbak. Die bakken kennen we van winkeltjestraatjes in vakantieoorden: een ingevroren suikerbommetje en je bent gelukkig. Iconen van instantbevrediging. Associaties met budgetvluchten, gehorige hotels en vettige eetgelegenheden dringen zich op – mentale ruis die de dichter misschien wel doet verlangen naar rust en stilte.
Niet alleen met de vrieskist, ook met de ansichtkaart is van alles mis. Felle kleuren en pijnlijke contrasten - het scheelt weinig of het is ziekmakend. De kaart dóet wel of het zomerseizoen eeuwig duurt, maar dat is natuurlijk niet zo. Wát zou de dichter wèl willen delen met die kaart? Dat hij zich helemaal niet prettig voelt in zo’n neppige omgeving? Die drukte is vast niks voor hem. Dat gevoel wordt sterker als je andere gedichten leest in deze bundel: daar gaat het over schoonheid en authenticiteit van vlinders in de vrije natuur ('Vlindervangst') of – zoals in het titelgedicht – over de schilderkunst van Aelbert Cuyp.
Misschien klopt deze interpretatie niet, en misschien geeft dat ook wel helemaal niet. Meer nog dan proza laat poëzie de lezer ruimte om te raden naar betekenissen en die kunnen voor iedereen verschillen. Een cryptogram waarbij verschillende oplossingen goed zijn. En soms is die hele betekenis zelfs secundair, en gaat het meer om het gevoel dat een gedicht overbrengt. ‘Taal waarbij wat gezegd wordt als terloops ontstaat’, zoals de uitgever (hier enigszins verkort) op de achterflap het noemt. Dat klinkt een beetje ingewikkeld, maar het is de manier waarop je ook rapt op muziek: door ritme gaat de taal vloeien en als je het goed doet valt die samen met de betekenis. Lees dit maar ’s hardop voor (uit 'Ik ben mijn foto niet'):
"…dat waar ik in zelfvergetelheid naar kijk,
de zee, een berg, die eik, een mier, wat ik hoor, een lied."
Hier zien we de kunstenaar aan het werk: observeren geeft hem voldoening, en dan heeft hij ook nog het talent om die indrukken in olieverf of taal weer te geven. Desnoods door zelf neologismen (‘naaldbosruisen, beekgekabbbel’) te maken.
Opmerkelijk is Beurskens‘ gebruik van enjambementen. Daarbij breek je de zin af en ga je op de volgende versregel door. Huub bouwt er spanning mee op: "wie weet/tot een volgende keer." ('Voorjaarsontmoeting'). Onwillekeurig hou je na dat ‘wie weet’ even je adem in. Wie weet … liggen we zometeen samen in bed? …steek ik nog ’s een mes in rug? Spannend. Een andere reden om te enjambementeren is ‘gebroken taal’: je kan er een enge sfeer mee oproepen of pijn mee uitdrukken. Huub gaat nog wat verder: hij breekt woorden af aan het eind van een couplet, laat de lezer over een witregelgreppel springen en opent het volgende met de tweede helft van het woord. Je kan je afvragen of dat qua taal zo functioneel is, maar het ziet er wel mooi uit. Een beeldend kunstenaar kan je natuurlijk sowieso al niet kwalijk nemen dat hij vorm voor inhoud laat gaan.
Beurskens is van alle markten thuis – vrije verzen, sonnetten, prozagedichten. Dat maakt Gedurig nader prettig gevarieerd. Gedurig nader is een expositie van zijn innerlijk: de liefde voor de natuur, herinneringen, verlangens. Gaat dat zien…
Reageer op deze recensie