Een witte doktersjas over je zwarte SS-uniform
Duitsland 1940. Hoogleraar Max moet naar de kliniek. Iets neurologisch. Hoofdarts Lerbe, met een witte doktersjas over een zwart SS-uniform en een gouden partijspeldje op, zet meteen een kruisje naast zijn naam. De ziekte van Huntington. Daar heeft het Herrenvolk niets aan. "Ons medelijden moet wetenschappelijk en raszuiver georiënteerd zijn, niet filosofisch of sentimenteel." Lerbe zit er niet mee. Hij gaat Duits-methodisch aan de slag om ‘menselijke ballast’ uit te sorteren.
Max’ mentor Clampe raadde hem aan te vluchten. "Wacht niet te lang, ze gaan het onvoorstelbare doen." Te laat. "Ik begon me af te vragen wat ik in mijn leven allemaal níet had gedaan, níet had gezien." En wie helpt de aanhankelijke downie Oscar, de hebefrene pianiste Elfie en Carl die overal ‘zwart’ ziet? Zij kunnen geen arbeidsprestatie leveren en zijn nutteloos voor het Reich. Ook zij krijgen van Lerbe een kruisje achter hun naam. De zieken moeten offers brengen, aldus de gestichtspredikant met een swastika om zijn zilveren kruis. Tot zover de kerk. Is er dan níemand ‘goed’? Verpleegster Rosemarie denkt vanuit haar hart. Kan zij Max en zijn lotgenoten beschermen?
Halverwege het boek komt Lerbe zelf aan het woord. Lerbe, die wordt geprezen om de leugens in de brieven die hij schrijft aan nabestaanden. Zelfs tegen zijn eigen vader liegt hij. "Had ik hem ooit verteld hoeveel urnen we hebben gevuld?" Nadat het onafwendbare gebeurt in deel drie is in deel vier de oorlog voorbij. Als Lerbe’s naam op de lijsten van verzetsleider Eugen Kogon (auteur van het standaardwerk De SS-staat) voorkomt is het met hem gedaan…
Een aanklacht in de vorm van een psychologische roman. Lood en loodzwaar, zou je denken. Maar nee. De sfeer doet denken aan die van de tragikomische VPRO-serie Loenatik, die speelde in een gekkenhuis, met sympathieke bewoners als de delirische majoor Breederoo (Martin van Waardenberg) en de nymfomane Bep Brul (Karen van Holst Pellekaan). Niet zozeer zwaar dus, maar wel complex. Vele stemmen komen aan het woord, waaronder die van de auteur zelf. In dialogen, in brieven, in pamfletten. Niet te geloven wat je allemaal hebt beleefd als Elfie in de laatste regels van deel vijf terugblikt – het lijkt wel of je tweemaal zoveel bladzijden achter de rug hebt als de 190 die het boek telt.
Bij vlagen beklemmend, dit boek, als een moderne, waargebeurde Kafka. Niet voor niets citeert Barbara Zoeke uit Die Verwandlung. En niks zwart/witbeelden. De Nazi’s zijn bij Zoeke niet alleen maar ‘slecht’, óók zij zijn gedoemd, maar dan door een verwerpelijke ideologie. Om zo’n roman te schrijven moet je óf gek of geniaal zijn, zou je denken. Maar op de achterflapfoto zie je een beschaafde vrouw met een nuchtere, zij het verre blik. Barbara Zoeke doceert psychologie en schreef al eerder poëzie, essays en verhalen.
‘Ongemakkelijk relevant’, schreef emeritus hoogleraar medische psychologie Ad Kaptein in zijn recensie van het boek in artsenblad Medisch Contact, dat - toepasselijk - ooit in WO begon II als verzetsmedium. Want hoe verdedig je vrijheid zonder die zelf kwijt te raken? Actueel, nu het nationalistisch gebral, al of niet boreaal, weer toeneemt. Alexander, de ‘verdwenen’ broer van Lerbe, had het al gezegd:
"Met tuig van de richel ga je je niet meten, dachten we. Daar zouden we nog spijt van krijgen."
Zoeke schaart zich met dit boek tussen Grass’ De blikken trommel (1959) en Bolls Ansichten eines Clowns (1963). Gewetensonderzoek voor gevorderden. Prachtig uitgegeven door die stoere Cossee en perfect in het Nederlands verwoord door prijswinnend vertaalster Anne Folkertsma. Geen boek voor tussendoor, eerder eentje om minstens twee keer te lezen. Dan heb je de tweeënhalve pagina aan personages en twintig pagina’s toelichting achterin in je verwerkt en valt alles samen.
Wie zei daar dat kunst tegenwoordig geen functie meer heeft in de samenleving. Voer voor psychologen. En ethici. En historici. En artsen. En voor lezers die méér willen.
Reageer op deze recensie