Jongens waren ze – maar aardige jongens
1978. Twee Groningse studenten zijn, op de vlucht voor hun mislukte relaties, in de stad van de liefde. Op de Eiffeltoren ontmoeten ze Henri. Als Henri's hoed afwaait is het Han die de met overgewicht, gebrek aan zelfvertrouwen en liefdesverdriet worstelende hoofdpersoon een lichtelijk absurd avontuur insleurt:
- Kom op Jan!
- Het is onze hoed niet, mompelt Jan zachtjes voor zich uit.
- We moeten opschieten man!
- Ik kom eraan.
Is het toeval dat het net een witgeschminkte mimespeler is die er met de hoed vandoor gaat of zijn er diepere, misschien wel Freudiaanse connotaties? Mimespelers krijgen er in elk geval flink van langs in dit halfvolwassen wereldje, gevuld met geklets, Volkswagen Kevers, de Socialistiese Partij, schlagers van cultzanger Udo Lindenberg en progressive rock van The Kinks. En wiet natuurlijk, veel wiet. Henri, die wel vier jaar ouder is dan Jan en Han, blijkt dealer te zijn, maar dan eentje met principes: 'ik lever alleen aan gòede klanten'. De jongens zijn diep onder de indruk.
En dan zijn er de meisjes natuurlijk. Het ontaardt net niet in een hengstenbal, hoewel de jongens helemaal vol van zijn van het net-ontdekte jeweetwel.
- Hoe was het neuken dan?
En dan moet Han hoesten. Verdomd als het niet waar is, hij moet hoesten.
- Wel, zegt Han, kijk...
- Neuken is niet voor iedereen, zegt Jan.
Zo loopt spanning nog flink op, maar het drietal vindt voorlopig catharsis. Voorlopig, want de cyclus moet tien delen gaan tellen. Is de hoed die ze najagen een symbool van de volwassenheid die hen zal ontglippen? Zal Jan zijn Nienke, die het nota bene heeft uitgemaakt tìjdens het neuken, 'want daar lag het niet aan', terugkrijgen? Gaat nichtje Elvira haar plaats innemen of zal ze Han inwijden in de lichamelijke liefde? Coming-of-age op z’n Hollands in de jaren zeventig. 'Het was niet de vrolijkste muziek, het was niet de vrolijkste tijd, maar achteraf had niemand die willen missen', schrijft de uitgever.
De opgewekte jeugdboekentoon waarmee Mensema het manlijke liefdesleed beschrijft staat in scherp contrast met de gevoelens de jongens bezighouden. Doet dat niet aan Nescio denken? Of aan Remco Campert? Niet de minsten. En die loserige roadtrip, staat die niet in één lijn met de bamiballenromantiek van P.F. Thomése's J. Kessels-trilogie? Bills dialooggerichte tegenwoordige-tijdstijl is op zich al een halve ster extra waard. En dan komt het ook nog 's niet van een gelikt agentschap aan de Singel, maar via de eigenzinnige uitgevers van Passage uit het hart van Groningen. Zo gaat het snel richting vier sterren.
Mensema studeerde ooit Nederlands, was rockzanger (daar zit een autobiografische connectie: we lezen nu al dat Jan met de band ooit nog 's in Parijs zal optreden), werkte als automatiseerder. En altijd schrééf hij. Voor krantjes. Voor zijn blog. Voor de lol. En nu dus de romans. Honderden, duizenden boeken zijn er geschreven over ludduvuddu, bijna allemaal met een vrouwelijke touch. Maar mànnen met de blues? Zulke boeken zijn er veel te weinig. Ga zo door, Bill.
Reageer op deze recensie